ECLI:NL:RBDHA:2021:2923
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuursrechtelijke geschil over levensfase-uren en de mogelijkheid tot afstand doen van de regeling
In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Den Haag op 26 maart 2021, betreft het een geschil tussen een ambtenaar (eiser) en de korpschef van politie (verweerder) over de Regeling Levensfase-uren (LFU). Eiser had in juli 2019 een levensfase-uren startbudget toegekend gekregen, maar verzocht om afstand te doen van de LFU. Verweerder verklaarde het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond, wat leidde tot het indienen van beroep door eiser. De zitting vond plaats op 16 maart 2021 via videoverbinding, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl verweerder werd vertegenwoordigd door twee gemachtigden.
De rechtbank overwoog dat eiser niet binnen de gestelde termijn van 15 januari tot 31 maart 2019 afstand had gedaan van de LFU. Verweerder had de medewerkers tijdig geïnformeerd over de LFU en de mogelijkheid om afstand te doen van de regeling. Eiser betwistte dat hij op de hoogte was van deze mogelijkheid, aangezien hij door ziekte niet in staat was om zijn werkmail te lezen. De rechtbank oordeelde echter dat eiser zijn werkmail had ingezien en dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat hij door zijn ziekte niet in staat was om een afstandsverklaring in te dienen.
De rechtbank concludeerde dat verweerder geen aanleiding had hoeven zien om eiser alsnog de mogelijkheid te bieden om afstand te doen van de LFU, aangezien de regelgeving geen ruimte bood voor een dergelijke keuze na de gestelde termijn. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.