ECLI:NL:RBDHA:2021:2921
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning op basis van gezondheidssituatie en mvv-vereiste
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 februari 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op humanitaire gronden door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, een Ghanese nationaliteit, had op 10 augustus 2018 een aanvraag ingediend, maar deze werd op 24 mei 2019 afgewezen. Het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 14 januari 2020 ongegrond verklaard, waarna eiser beroep instelde. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet beschikte over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en dat verweerder op goede gronden heeft geconcludeerd dat eiser niet op basis van zijn gezondheidssituatie kon worden vrijgesteld van het mvv-vereiste. De rechtbank oordeelde dat verweerder niet verplicht was om het Bureau Medische Advisering (BMA) om advies te vragen, omdat eiser niet de benodigde bewijsmiddelen had overgelegd. Eiser had weliswaar enkele medische stukken ingediend, maar deze waren niet compleet en voldeden niet aan de eisen die door verweerder waren gesteld. De rechtbank concludeerde dat het aan eiser was om de benodigde documenten te verstrekken en dat hij niet had aangetoond dat het onredelijk was om deze informatie te eisen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.