ECLI:NL:RBDHA:2021:2877

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 januari 2021
Publicatiedatum
26 maart 2021
Zaaknummer
NL20.8786
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten in asielzaak na intrekking aanvraag

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 januari 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door de verzoeker, die een asielaanvraag had ingediend. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. M. Issa, had op 14 april 2020 beroep ingesteld omdat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder in deze zaak, niet tijdig had beslist op zijn aanvraag. Op 12 juni 2020 heeft verweerder alsnog een beslissing genomen, waarna verzoeker het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit heeft ingetrokken. Verzoeker heeft de rechtbank verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten, maar verweerder heeft niet gereageerd op dit verzoek.

De rechtbank heeft in overweging genomen dat het niet nodig was om partijen uit te nodigen voor een zitting, zoals bepaald in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank kan op basis van de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) beslissen dat een partij de proceskosten van de andere partij moet betalen. Aangezien verweerder geen bezwaar heeft gemaakt tegen de vergoeding van de proceskosten, heeft de rechtbank geoordeeld dat verzoeker recht heeft op een vergoeding.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker recht heeft op een vergoeding van € 267,- voor de gemaakte proceskosten, omdat hij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld. Gezien het feit dat de zaak enkel betrekking had op de overschrijding van de beslistermijn, is er een lager bedrag toegekend, met een wegingsfactor van 0,5. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan verzoeker.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL20.8786
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoeker], verzoeker V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. M. Issa), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: J. de Volder).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder heeft niet gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. De rechtbank kan beslissen dat een van de partijen de proceskosten van de andere partij moet betalen. Dat staat in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3. Verzoeker heeft op 14 april 2020 beroep ingesteld, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag. Op 12 juni 2020 heeft verweerder alsnog een beslissing genomen op zijn aanvraag. Verzoeker heeft daarna het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ingetrokken en daarbij de rechtbank verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten. Verweerder heeft niet gereageerd op het verzoek van verzoeker. De rechtbank leidt hier uit af dat verweerder er geen bezwaar tegen heeft om de proceskosten van verzoeker te vergoeden.
4. Omdat verweerder pas een beslissing heeft genomen nadat verzoeker beroep heeft ingesteld, krijgt verzoeker een vergoeding voor de proceskosten die zijn gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Bpb is dit een vast bedrag omdat verzoeker een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 267,-.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 267,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van M. Bos, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op: en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
12 januari 2021

Documentcode: [Documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u hiertegen in verzet. U moet hiervoor binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is bekendgemaakt een verzetschrift indienen. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.