In deze zaak heeft eiseres op 23 juni 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar asielaanvraag. Op 17 juli 2020 is er alsnog op de aanvraag beslist, waarbij is bepaald dat er geen dwangsom verschuldigd is. De gemachtigde van eiseres heeft op 17 september 2020 meegedeeld dat het beroep wordt gehandhaafd. De rechtbank heeft uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank overweegt dat ingevolge artikel 6:20, derde lid, van de Awb het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ook betrekking heeft op het alsnog genomen besluit, tenzij dit geheel aan het beroep tegemoet komt. Aangezien de aanvraag is ingewilligd, heeft eiseres bereikt wat zij met het beroep beoogde. Er is geen belang bij het alsnog gegrond verklaren van het beroep, waardoor het beroep niet-ontvankelijk is verklaard.
Daarnaast heeft de rechtbank overwogen dat het beroep tegen de beschikking op aanvraag ook betrekking heeft op de hoogte van de dwangsom, voor zover deze wordt betwist. De rechtbank concludeert dat verweerder geen bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd, omdat er sprake was van overmacht door de coronamaatregelen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond voor zover het de verschuldigdheid van bestuurlijke dwangsommen betreft.
De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier. Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld binnen zes weken na bekendmaking.