ECLI:NL:RBDHA:2021:2873

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 maart 2021
Publicatiedatum
26 maart 2021
Zaaknummer
NL21.651
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en niet tijdig nemen van besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft eiseres op 15 januari 2021 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar asielaanvraag. De rechtbank, zittingsplaats Middelburg, heeft eerder op 21 augustus 2020 geoordeeld dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet tijdig op de aanvraag heeft beslist. De staatssecretaris was opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen, met een dwangsom van € 100 per dag bij niet-naleving, tot een maximum van € 7.500. Eiseres heeft op 28 oktober 2018 een asielaanvraag ingediend, maar er is tot op heden geen besluit genomen.

In het verweerschrift van 3 februari 2021 heeft de staatssecretaris aangegeven dat er capaciteitsproblemen zijn die de tijdige besluitvorming belemmeren, maar dat eiseres inmiddels is gehoord en dat er binnen afzienbare tijd een beslissing kan volgen. De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris geen ruimte heeft om anders dan binnen acht weken na de eerdere uitspraak een beslissing te nemen. De rechtbank heeft ook de impact van de coronamaatregelen meegewogen en heeft besloten om een uiterlijke beslistermijn op te leggen.

De rechtbank heeft bepaald dat de staatssecretaris een dwangsom van € 200 per dag moet betalen voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 267. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld binnen zes weken na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.651

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. P.H. Hillen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Op 15 januari 2021 heeft eiseres (opnieuw) beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar asielaanvraag.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft gereageerd op het verweerschrift.
De rechtbank doet met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb [1] uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Eiseres heeft op 28 oktober 2018 een asielaanvraag ingediend. Bij uitspraak van 21 augustus 2020 [2] heeft deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht, geoordeeld dat niet tijdig op de aanvraag is beslist. Verweerder is toen opgedragen om binnen acht weken na de dag van verzending van de uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken. De rechtbank heeft aan het niet opvolgen van die opdracht een dwangsom verbonden van € 100 per dag, met een maximum van € 7.500. Hieruit volgt dat verweerder uiterlijk op 16 oktober 2020 had moeten beslissen. Vaststaat dat verweerder geen gevolg heeft gegeven aan de opdracht van de rechtbank. Het beroep is dus gegrond.
2. Verweerder heeft in het verweerschrift van 3 februari 2021 toegelicht wat de stand van zaken is rondom het wegwerken van de capaciteitsproblemen die aan tijdige besluitvorming in de weg staan en wat in de uitvoeringspraktijk, onder de huidige omstandigheden, een haalbare en realistische maatwerkvoorziening of -termijn is. Verweerder merkt in dit verband op dat eiseres inmiddels is gehoord, zodat verweerder binnen afzienbare tijd een beslissing kan nemen op de asielaanvraag. Verweerder verzoekt een beslistermijn van acht weken op te leggen.
3. De rechtbank overweegt als volgt. Verweerder had gevolg dienen te geven aan de uitspraak van de rechtbank van 21 augustus 2020. Die uitspraak laat immers geen ruimte aan verweerder om anders dan binnen acht weken na die uitspraak een beslissing op de asielaanvraag te nemen. Vast staat dat er nog steeds geen besluit is genomen.
4. De rechtbank heeft in deze uitspraak de omstandigheden als gevolg van het coronavirus en de mogelijkheden van zorgvuldige besluitvorming meegewogen. Verweerder heeft in het verweerschrift van 3 februari 2021 verzocht om een beslistermijn van acht weken. De rechtbank constateert dat sindsdien reeds vijf weken zijn verstreken. Om zowel recht te doen aan het belang van eiseres bij een duidelijke beslistermijn, als het belang van verweerder om tot een zorgvuldige besluitvorming te kunnen komen, zal de rechtbank in het licht van het voorgaande thans een uiterlijke beslistermijn opleggen van
drieweken. Verweerder wordt geacht er alles aan te doen de uitspraak van de rechtbank na te leven.
5. De rechtbank bepaalt dat verweerder met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb een dwangsom van € 200 moet betalen voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. De rechtbank oordeelt dat er aanleiding is voor deze hogere dwangsom omdat verweerder nog steeds geen beslissing heeft genomen, ondanks het feit dat eiseres al eerder een beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig beslissen.
6. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 267 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 534 en een
wegingsfactor van 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • bepaalt dat verweerder binnen
  • bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 200 (tweehonderd euro) aan eiseres verbeurt voor elke dag dat de hiervoor gestelde termijn wordt overschreden, met een
maximum van € 7.500 (vijfenzeventighonderd euro);
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres van € 267
(tweehonderdzevenenzestig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank binnen zes weken na de dag van bekendmaking. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.NL20.11080.