ECLI:NL:RBDHA:2021:2802

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 maart 2021
Publicatiedatum
24 maart 2021
Zaaknummer
C/09/609054 / FA RK 21-1830
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling in het kader van de Wet zorg en dwang

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 maart 2021 een beschikking gegeven naar aanleiding van een verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt, ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op 15 maart 2021. De cliënt, geboren in 1944 in Suriname, verblijft in een accommodatie en heeft een advocaat, mr. J.C. Herweijer, ingeschakeld. De rechtbank heeft de beschikking afgewezen, omdat niet voldaan is aan de criteria voor voortzetting van de inbewaringstelling.

Tijdens de mondelinge behandeling is de cliënt, bijgestaan door haar partner en de specialist ouderengeneeskunde, gehoord. De specialist heeft aangegeven dat de toestand van de cliënt is verbeterd en dat er geen noodzaak meer is voor voortzetting van de inbewaringstelling. De advocaat heeft het standpunt ingenomen dat een langer verblijf niet gerechtvaardigd is, gezien de verbeterde situatie van de cliënt.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er aanvankelijk sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, maar dat de situatie van de cliënt inmiddels is veranderd. De specialist heeft aangegeven dat de cliënt goed georiënteerd is en bereid is om mee te werken aan noodzakelijke begeleiding en zorg. Gelet op deze omstandigheden heeft de rechtbank geoordeeld dat het verzoek tot voortzetting van de inbewaringstelling moet worden afgewezen. De beschikking is gegeven door mr. M.L. Sandberg-Crommelin, rechter, en is uitgesproken ter openbare zitting.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/609054 / FA RK 21-1830
Datum beschikking: 18 maart 2021

Afwijzing machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling

Beschikkingnaar aanleiding van het op 15 maart 2021 door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in artikel 37 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:

[de vrouw] ,

hierna te noemen: cliënt,
geboren op [geboortedag] 1944 te [geboorteplaats] (Suriname)
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende in de accommodatie [verblijfplaats] ,
advocaat: mr. J.C. Herweijer te Rijswijk.

Procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 15 maart 2021.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de beschikking van de burgemeester van de gemeente Zoetermeer van 12 maart 2021 tot inbewaringstelling;
- de op 12 maart 2021 ondertekende medische verklaring van een ter zake kundige [arts] die cliënt met het oog op de machtiging kort te voren heeft onderzocht, maar niet bij diens behandeling betrokken was.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 18 maart 2021.
Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen gelijktijdig telefonisch gehoord door de rechtbank omdat het houden van een fysieke zitting vanwege de geldende veiligheidsmaatregelen met betrekking tot het coronavirus niet mogelijk was:
- cliënt, bijgestaan door haar [partner]
- de advocaat;
- de [specialist ouderengeneeskunde] , in bijzijn van client.

Standpunten ter zitting

Client heeft naar voren gebracht dat ze weer liever naar huis wil gaan. Het gaat goed met haar en ze zal zelf hulp gaan zoeken nadat ze verhuist is.
De specialist ouderengeneeskunde heeft naar voren gebracht dat bij opname sprake was van een onrustige vrouw die zoekende was en zeer emotioneel. Ook speelde slaapdeprivatie bij haar een rol. Door de opname, de structuur van de afdeling en de geboden hulp aan client is dat beeld sindsdien helemaal veranderd. Client is goed georiënteerd in trias en wil blijven meewerken aan de noodzakelijke begeleiding en zorg bij haar thuis. Naar zijn oordeel is het ook de vraag, aldus de specialist, of sprake is van dementie. Hoe dan ook is naar zijn oordeel de inbewaringstelling niet meer op zijn plaats en dus behoeft voortzetting niet aan de orde te komen.
De advocaat heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek dient te worden afgewezen omdat een langer verblijf, gezien hetgeen de specialist naar voren heeft gebracht, niet meer gerechtvaardigd is.

Beoordeling

Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat er sprake is geweest van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel waardoor een rechterlijke machtiging niet kon worden afgewacht. Het ernstig vermoeden bestond dat het gedrag van cliënt als gevolg van (een combinatie van) haar psychogeriatrische aandoening, te weten: ongespecificeerde neurocognitieve stoornissen, mogelijk dementie / vasculair type, dit ernstig nadeel veroorzaakte.
Inmiddels is voor de specialist ouderengeneeskunde de toestand van client duidelijker geworden. Daaruit blijkt dat bij het zich opnieuw voordoen van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel dit kan worden voorkomen dan wel kan worden afgewend zoals ter zitting gebleken in een vrijwillig kader, nu ook de specialist daarin zijn vertrouwen volmondig heeft uitgesproken.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet is voldaan aan de criteria voor een voortzetting van de inbewaringstelling. Het verzoek wordt daarom afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.L. Sandberg-Crommelin, rechter, bijgestaan door F.A.M. Vreeswijk als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 18 maart 2021.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 23 maart 2021.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.