Op 18 maart 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) voor een verzoeker die in financiële problemen verkeerde. De verzoeker, geboren in 1975 en woonachtig in Nederland, had een verzoek ingediend om toegelaten te worden tot de WSNP. Tijdens de zitting op 11 maart 2021 werd de verzoeker geconfronteerd met een vordering van de Sociale Dienst, die voortkwam uit een terugvordering van een uitkering die was ontstaan na zijn terugkeer uit Suriname in 2016. De verzoeker had nagelaten om bepaalde financiële gegevens te verstrekken, wat leidde tot een boete en de terugvordering van de uitkering.
De rechtbank beoordeelde of de verzoeker te goeder trouw was bij het ontstaan van de schulden. Hoewel de rechtbank vaststelde dat de verzoeker niet volledig te goeder trouw was, oordeelde zij dat de omstandigheden van de verzoeker, waaronder zijn onwetendheid over de vereiste informatie, niet te zwaar moesten worden aangerekend. De rechtbank nam ook in overweging dat de verzoeker inmiddels een gedragsverandering had ondergaan en zich coöperatief opstelde.
Gelet op deze overwegingen heeft de rechtbank besloten om het verzoek van de verzoeker toe te wijzen en hem toe te laten tot de WSNP, met inachtneming van de hardheidsclausule van artikel 288 lid 3 van de Faillissementswet. De verzoeker moet zich houden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de WSNP, zodat hij uiteindelijk kan profiteren van een 'schone lei'. De beslissing werd openbaar uitgesproken door rechter H.J. van Harten, met griffier B.A.H. van der Ven LL.B. aanwezig.