ECLI:NL:RBDHA:2021:2762

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 maart 2021
Publicatiedatum
23 maart 2021
Zaaknummer
C/09/21/45 R
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van de wettelijke schuldsaneringsregeling met toepassing van de hardheidsclausule

Op 18 maart 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) voor een verzoeker die in financiële problemen verkeerde. De verzoeker, geboren in 1975 en woonachtig in Nederland, had een verzoek ingediend om toegelaten te worden tot de WSNP. Tijdens de zitting op 11 maart 2021 werd de verzoeker geconfronteerd met een vordering van de Sociale Dienst, die voortkwam uit een terugvordering van een uitkering die was ontstaan na zijn terugkeer uit Suriname in 2016. De verzoeker had nagelaten om bepaalde financiële gegevens te verstrekken, wat leidde tot een boete en de terugvordering van de uitkering.

De rechtbank beoordeelde of de verzoeker te goeder trouw was bij het ontstaan van de schulden. Hoewel de rechtbank vaststelde dat de verzoeker niet volledig te goeder trouw was, oordeelde zij dat de omstandigheden van de verzoeker, waaronder zijn onwetendheid over de vereiste informatie, niet te zwaar moesten worden aangerekend. De rechtbank nam ook in overweging dat de verzoeker inmiddels een gedragsverandering had ondergaan en zich coöperatief opstelde.

Gelet op deze overwegingen heeft de rechtbank besloten om het verzoek van de verzoeker toe te wijzen en hem toe te laten tot de WSNP, met inachtneming van de hardheidsclausule van artikel 288 lid 3 van de Faillissementswet. De verzoeker moet zich houden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de WSNP, zodat hij uiteindelijk kan profiteren van een 'schone lei'. De beslissing werd openbaar uitgesproken door rechter H.J. van Harten, met griffier B.A.H. van der Ven LL.B. aanwezig.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies – enkelvoudige kamer
insolventienummer: C/09/21/45 R
Vonnis van 18 maart 2021
op het verzoek van:
[verzoeker],
wonende te [adres]
[postcode en woonplaats],
verzoeker.

1.De beslissing

- De rechtbank spreekt de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uit over:
[verzoeker]
geboren op [geboortedatum] 1975 te [geboorteplaats],
wonende te [adres, postcode en woonplaats].
- De rechtbank stelt vast dat alle gelegde beslagen komen te vervallen.
- De rechtbank benoemt tot rechter-commissaris: mr. H.J. van Harten,
en tot bewindvoerder: mr. P.A. Loeff (Advocatenkantoor Loeff),
Postbus 9
3330 AA Zwijndrecht;
- De rechtbank draagt de bewindvoerder op om de komende dertien maanden de post van verzoeker in te zien.
  • De rechtbank bepaalt dat de bewindvoerder een voorschot op de vergoeding mag nemen volgens het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering. Dit kan alleen:
  • zolang de schuldsaneringsregeling loopt en
  • als er genoeg geld op de boedelrekening staat.

2.Procesverloop

- De verzoeker heeft een verzoek ingediend om te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP).
- De verzoeker is uitgenodigd voor de zitting op 11 maart 2021. Bij die uitnodiging heeft verzoeker ook het WSNP-informatieboekje gekregen.
  • Op de zitting zijn verschenen:
  • verzoeker;
- [X] (Gemeente Den Haag).

3.Beoordeling van het verzoek

3.1.
De verzoeker kan alleen in de WSNP komen als verzoeker te goeder trouw was bij het ontstaan en onbetaald laten van de schulden. De rechtbank kijkt hierbij vooral naar schulden die in de afgelopen vijf jaar zijn ontstaan. Tijdens de zitting heeft verzoeker een beroep gedaan op de hardheidsclausule van artikel 288 lid 3 Fw met betrekking tot de vordering van IGSD. Daarbij gaat het om de terugvordering van een uitkering door de Sociale Dienst, die op 9 mei 2016 is ontstaan.
3.2.
Tijdens de zitting heeft verzoeker hierover verklaard dat de vordering is ontstaan nadat hij uit Suriname is teruggekeerd naar Nederland. Verzoeker heeft toen in Drenthe gewoond en heeft daar een uitkering aangevraagd, waarbij iets mis is gegaan. Volgens de Sociale Dienst heeft verzoeker nagelaten de gegevens van de rekeningen in Suriname te vermelden. Hierop heeft de Sociale Dienst de uitkering teruggevorderd. Verzoeker heeft verklaard dat hij er niet van op de hoogte was dat hij deze gegevens had moeten aanleveren, daarbij heeft hij op de zitting aangegeven dat de bewuste rekeningen leeg waren, hij op dat moment geen geld had en de gegevens over de rekeningen niet met de post vanuit Suriname op zijn tijdelijke woonadres in Nederland zijn aangekomen. Hij zou het nu anders hebben gedaan. [X] heeft op de zitting verklaard dat er inmiddels een gedragsverandering is bij verzoeker. Verzoeker was onwetend na zijn terugkeer in Nederland. Als gevolg daarvan is er een boete opgelegd op grond van het geldende beleid van IGSD. Verzoeker weet inmiddels aan welke rechten en plichten hij moet voldoen en stelt zich coöperatief en verantwoordelijk op.
3.3.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het ontstaan van de vordering van de Sociale Dienst weliswaar niet geheel te goeder trouw is ontstaan, maar dat dit verzoeker gezien de omstandigheden waarin hij verkeerde niet te zwaar moet worden aangerekend. Daarnaast gaat de rechtbank, op grond van de verklaring van verzoeker en van de schuldhulpverlener, er tevens van uit dat de situatie inmiddels is gestabiliseerd en verzoeker in staat zal zijn de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen na te komen. Dit leidt er toe dat de rechtbank met toepassing van de zogenoemde hardheidsclausule van artikel 288 lid 3 van de Faillissementswet het verzoek zal toewijzen.
3.4.
De verzoeker voldoet aan alle eisen en wordt toegelaten tot de WSNP.
3.5.
De verzoeker moet zich houden aan alle verplichtingen van de WSNP, alleen dan kan de WSNP eindigen met de zogenoemde “schone lei”. De verplichtingen staan in het WSNP-informatieboekje.
Deze beslissing is genomen door mr. H.J. van Harten, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 18 maart 2021 in tegenwoordigheid van B.A.H. van der Ven LL.B., griffier.