ECLI:NL:RBDHA:2021:2746

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 maart 2021
Publicatiedatum
23 maart 2021
Zaaknummer
C/09/605493 KG ZA 21-13
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • S.J. Hoekstra - van Vliet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van gunningscriteria en rechtsverwerking in aanbestedingsprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 maart 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Quint Nederland B.V. en de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën), waarbij ook Computrain Opleidingen B.V. als tussenkomende partij betrokken was. Quint vorderde heraanbesteding of herbeoordeling van de gunningsbesluiten inzake percelen 1 en 2 van een aanbesteding voor IV-gerichte trainingen. Quint stelde dat de gunningscriteria tussentijds waren gewijzigd en dat de beoordelingssystematiek niet duidelijk was, wat volgens haar in strijd was met de Aanbestedingswet. De Staat voerde verweer en stelde dat de wijzigingen tijdig waren aangekondigd en dat de procedure correct was gevolgd. De voorzieningenrechter oordeelde dat de wijzigingen in de gunningscriteria rechtmatig waren en dat Quint haar rechten had verwerkt door niet tijdig bezwaar te maken. De vorderingen van Quint werden afgewezen, en de Staat werd niet verplicht om de gunning aan Computrain te herzien. De voorzieningenrechter benadrukte dat de motivering van de gunningsbeslissingen voldoende was en dat de beoordelingssystematiek niet in strijd was met de vereiste objectiviteit. Quint werd veroordeeld in de proceskosten van zowel de Staat als Computrain.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team Handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/605493 KG ZA 21-13
Vonnis in kort geding van 18 maart 2021
in de zaak van
QUINT NEDERLAND B.V.te Amstelveen,
eiseres,
advocaten mrs. P.H.L.M. Kuypers en A.R.W. Hooij te Rotterdam,
tegen:
DE STAAT DER NEDERLANDEN(Ministerie van Financiën) te Den Haag,
gedaagde,
advocaten mrs. A.L.M. de Graaf en J. Bakker te Den Haag,
waarin is tussengekomen:
COMPUTRAIN OPLEIDINGEN B.V.te Hilversum,
advocaten mrs. J.I. Kohlen en T. Beetstra te Den Haag.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘Quint’, ‘de Staat’ en ‘Computrain’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met de daarbij en nadien overgelegde producties;
- de akte houdende een wijziging van eis, met producties;
- de door de Staat overgelegde conclusie van antwoord met de daarbij en nadien overgelegde producties;
- de incidentele conclusie tot tussenkomst dan wel voeging;
- de op 4 maart 2021 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door alle partijen pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Ter zitting is vonnis bepaald op 25 maart 2021 of zoveel eerder als mogelijk blijkt te zijn. Nadien is de vonnisdatum nader bepaald op heden.

2.Het incident tot tussenkomst dan wel voeging

2.1.
Computrain heeft gevorderd te mogen tussenkomen in de procedure tussen Quint en de Staat dan wel zich te mogen voegen aan de zijde van de Staat. Ter zitting heeft de Staat daar geen bezwaar tegen gemaakt. Quint heeft het bezwaar dat hij daar in eerste instantie tegen heeft gemaakt laten varen. Dat heeft zij gedaan nadat de Staat en Computrain een verduidelijking hebben gegeven ten aanzien van de persoon van de inschrijver aan wie de Staat voornemens is de opdracht voor wat betreft de percelen 1 en 2 te gunnen. Het gaat daarbij om Computrain en niet om NCOI Holding B.V. (hierna: NCOI). Deze laatste staat weliswaar als zodanig in de gunningsbeslissing vermeld, maar de Staat heeft reeds op 10 februari 2021 bericht dat er per abuis een verkeerde naam in de gunningsbeslissing is opgenomen, dat de betreffende inschrijving niet is gedaan door NCOI maar door Computrain en dat ook alle stukken op naam van laatstgenoemde staan. Nadat dit ter zitting aan Quint is aangetoond, heeft Quint haar bezwaar tegen de tussenkomst van Computrain laten varen. Computrain is vervolgens toegelaten als tussenkomende partij, aangezien zij aannemelijk heeft gemaakt dat zij daarbij voldoende belang heeft. Voorts is niet gebleken dat de tussenkomst aan een voortvarende afdoening van dit kort geding in de weg staat. Hierdoor ontstaat er ook geen strijd met de goede procesorde in het algemeen.

3.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
3.1.
De Staat heeft een openbare Europese aanbesteding georganiseerd voor "IV-gerichte trainingen" ten behoeve van 86 deelnemers organisaties (ministeries, onderdelen van ministeries en agentschappen). De aanbesteding bestaat uit in totaal 36 percelen die verdeeld zijn over 20 verschillende aandachtsgebieden. Het doel van de aanbesteding is het sluiten van 36 raamovereenkomsten met 1 dienstverlener per raamovereenkomst op het gebied van IV-gerichte trainingen voor een periode van twee jaar met tweemaal een optie tot verlenging van maximaal twaalf maanden.
3.2.
De gegadigden konden vragen stellen over de aanbestedingsstukken. De gestelde vragen en de antwoorden daarop zijn vermeld in Nota’s van Inlichtingen. Mede naar aanleiding van die vragen en de antwoorden daarop is het beschrijvend document tweemaal gewijzigd.
3.3.
Het laatste beschrijvend document, versie 1.2 van 23 september 2020 (hierna: BD), vermeldt onder meer het volgende over de gunningsmethodiek en de wensen:
  • de opdracht wordt gegund aan de inschrijver die voldoet aan alle gestelde eisen en de inschrijving heeft ingediend met de beste prijs-kwaliteitverhouding;
  • voor de beoordeling van de beste prijs-kwaliteitverhouding wordt gebruik gemaakt van de in het BD vermelde methode, waarin zowel de inschrijfprijs als de kwaliteitsscore parameters zijn;
  • de wensen zijn Leerrendement (1), (her)Examens (2), Inrichten blended en virtual classroom trainingen (3) en Financiële stabiliteit in 2020&2021 (4), waarbij per wens in de linkerkolom van de tabel een toelichting is gegeven en waarbij per wens in de rechterkolom van de tabel staat vermeld op welke aspecten de inschrijver bij deze wens wordt beoordeeld. Deze toelichting en deze beoordelingsaspecten luidt/luiden als volgt:
Bij wens 1:
De toelichting
De Deelnemende organisaties vinden het belangrijk dat het leerrendement van elke Training zo hoog mogelijk is. De Deelnemer moet gestimuleerd worden om de kennis en vaardigheden mee te nemen naar de praktijk en zijn of haar werk beter kunnen uitvoeren.
De vraag van de Aanbestedende dienst m.b.t. tot deze wens is: hoe gaat u voor, tijdens en na de Training ervoor zorgen dat het leerrendement zo hoog mogelijk is?
Geef hierbij aan wat u hierbij ook van de Deelnemende organisaties en Deelnemers zelf verwacht.
Wij zien dit graag terug in de vorm van een plan van aanpak zoals u een Training en bijbehorende begeleiding vormgeeft. Hierin vermeldt u hoe u interactieve en activerende werkvormen uitkiest en aanbiedt tijdens de Training. Deze werkvormen passen bij de leerdoelen. Ook vermeldt u hier hoe u toetst of de gestelde leerdoelen behaald zijn.
Verder vinden de Deelnemende organisaties een goede begeleiding erg belangrijk en dit staat dan ook hoog in het vaandel, zowel tijdens als na afloop van de Training. Wij zien daarom ook graag terug hoe en/of welke begeleiding u na afloop van een Training biedt.
Zoals in de specificatie van de Opdracht is omschreven is het voor de Deelnemende organisaties belangrijk dat de trainers didactisch vaardig zijn en dat gewerkt wordt met geaccrediteerde Trainingsorganisaties. Wij zien dan ook graag terug op welke wijze u waarborgt dat trainers didactische kwaliteiten en de juiste accreditatie hebben die voor de Deelnemer leidt tot het meest marktconforme certificaat.
Tot slot is persoonlijke begeleiding belangrijk en zullen er ook Deelnemers zijn met een kennisachterstand, examenvrees of een leerprobleem. Hoe gaat u hiermee om? Welke alternatieven biedt u deze Deelnemers?
U maakt in uw antwoord onderscheid tussen de verschillende varianten (Standaard Training met open inschrijving, standaard incompany en standaard maatwerk ( ook in company)) en mogelijke verschillende doelgroepen die voor u van invloed zijn op uw gekozen aanpak. De aspecten waarop uw plan van aanpak wordt beoordeeld staan nogmaals kort weergeven in de tabel hiernaast.
Belangrijke informatie: Coaching en inregeldagen zijn out of scope vanwege dienstspecifieke overeenkomsten bij Deelnemende organisaties. Deze opties worden niet beoordeeld in uw Inschrijving .
Beantwoording van de vraag dient een goed beeld te geven van wat er tijdens de uitvoering geboden wordt en dient dus bondig, duidelijk en overtuigend te zijn. Verder dient het antwoord consistent te zijn met hetgeen vermeld wordt in Bijlage 1: Specificatie van de Opdracht.
Uw antwoord op dit Gunningscriterium beslaat maximaal 6 A4 en is goed leesbaar (redelijk lettertype, regelafstand etc.).
De beoordelingsaspecten
  • Uw plan van aanpak voorafgaand, tijdens en na een Training om ervoor te zorgen dat het leerrendement zo hoog mogelijk is;
  • Hoe u interactieve en activerende werkvormen uitkiest en aanbiedt tijdens de Training passend bij de leerdoelen
  • Hoe u toetst of de gestelde leerdoelen behaald zijn;
  • Hoe en/of welke begeleiding u biedt na afloop van de Training;
  • Wijze waarop u waarborgt dat trainers didactische kwaliteiten dan wel juiste accreditatie hebben;
  • Hoe u omgaat met een Deelnemer met een kennisachterstand, examenvrees of leerprobleem en hoe u hierbij alternatieven aanbiedt.
  • Duidelijkheid van onderscheid in aanpak tussen de varianten (Standaard met open inschrijving, standaard incompany en standaard maatwerk)
  • Hoe Inschrijver zorgt voor een volledig passend aanbod bij de omschrijving van het perceel en met inachtneming van alle voorbeelden genoemd in bijlage 14 (cellen in kolom D).
  • Hoe Inschrijver borgt dat de Deelnemende organisaties gedurende de looptijd van de Raamovereenkomst kunnen putten uit een up-to-date, volledig en daarmee passend aanbod bij de behoefte aan IV-gerichte Trainingen.
Bij wens 2:
De toelichting
De Deelnemende organisaties aan deze overeenkomst willen meer geholpen worden op het gebied van de praktische zaken rondom (her)examens. Zie voor een nadere uitwerking van dit thema het verslag van de eerste marktconsultatie.
Voor wat betreft uw Inschrijving willen de Deelnemende organisaties weten hoe u het gehele proces rondom (her)examens inregelt en hoe u ' handen en voeten geeft' aan de gestelde Eisen. Zij zien hier ook graag uw aanpak voor het opstellen en delen van het examenreglement in terug, ook zien zij graag uw aanpak om bij eventuele problemen te schakelen met de betreffende Deelnemer en de contactpersoon van de deelnemende organisatie om tot een oplossing te komen zullen hier aan bod komen.
Daarnaast zien de Deelnemende organisaties graag hoe u de herexamens mogelijk maakt De aspecten waarop uw plan van aanpak wordt beoordeeld staat in de tabel hiernaast nogmaals kort omschreven.
Beantwoording van de vraag dient een goed beeld te geven van wat er tijdens de uitvoering geboden wordt en dient dus bondig, duidelijk en overtuigend te zijn. Verder dient het antwoord consistent te zijn met hetgeen vermeld wordt in Bijlage 1: Specificatie van de Opdracht .
Uw antwoord op dit Gunningscriterium beslaat maximaal 2 A4 en is goed leesbaar (redelijk lettertype, regelafstand etc.).
De beoordelingsaspecten
  • uw aanpak voor het opstellen & delen van het examenreglement,
  • uw aanpak om bij problemen te schakelen met de Deelnemer én de contactpersoon van de deelnemende organisatie om te komen tot een oplossing, en
  • hoe u herexamens faciliteert.
Bij wens 3:
De toelichting
Aangezien er veel verschillende opvattingen zijn over wat een Blended/'Virtual classroom' variant van een Training inhoudt zijn de Deelnemende organisaties erg benieuwd hoe u de 'Virtual classroom'/Blended Trainingen aanbiedt, en dan met name naar de interactie en contactmomenten. Zij verstaan onder Blended een Training die zowel deels online als klassikaal wordt ingevuld en onder begeleiding staat van een trainer.
Verder zien de Deelnemende organisaties graag uw aanpak om Deelnemers te stimuleren deel te nemen aan de online onderdelen. Ook hechten de Deelnemende organisaties veel waarde aan de didactische kwaliteit van de 'Virtual classroom' en Blended Trainingen, zij zijn dan ook erg benieuwd hoe u dit waarborgt en naar de afwegingen die u maakt bij de verdeling tussen klassikale en online Dagdelen voor de Blended variant.
Als laatste is de mate waarin u ervoor zorgt dat er sprake is van een geïntegreerd lesprogramma ook belangrijk voor het krijgen van een goed beeld over hoe u inrichting geeft aan de Trainingen. De aspecten waarop uw plan van aanpak wordt beoordeeld staat in de tabel hiernaast nogmaals kort beschreven. Beantwoording van de vraag dient een goed beeld te geven van wat er tijdens de uitvoering geboden wordt en dient dus bondig, duidelijk en overtuigend te zijn. Verder dient het antwoord consistent te zijn met hetgeen vermeld wordt in Bijlage 1: Specificatie van de Opdracht.
Uw antwoord op dit Gunningscriterium beslaat maximaal 4 A4 en is goed leesbaar (redelijk lettertype, regelafstand etc.).
De beoordelingsaspecten
  • Uw beoogde aanpak voor de begeleiding van de Deelnemer bij de online onderdelen voor wat betreft interactie en contactmomenten;
  • welke aanpak u volgt om de Deelnemers te stimuleren dat zij aan de ' Virtual classroom' (of online onderdelen van een Blended Training) deelnemen;
  • Hoe u de didactische kwaliteit waarborgt bij zowel 'Virtual classroom' als Blended Trainingen;
  • De afwegingen die u maakt in de verdeling klassikale en online Dagdelen voor de blended variant;
  • De mate waarin u ervoor zorgt dat er sprake is van een geïntegreerd lesprogramma (d.w.z. samenhang tussen het online en klassikale deel voor de blended variant)
Bij wens 4:
De toelichting
De Aanbestedende dienst wilt weten welke maatregelen u heeft getroffen om de (financiële) situatie van de (combinatie van) onderneming(en) waarmee wordt ingeschreven te stabiliseren.
Uw beantwoording van de vraag dient een goed beeld te geven van wat er vanaf begin/medio maart 2020 tot aan heden is gebeurd om de situatie te stabiliseren en ook wat er vanaf datum van inschrijven tot 6 maanden na de ingangsdatum van de Raamovereenkomst nog wordt gedaan om de onderneming in bedrijf te houden.
Belangrijke informatie: Om voor gunning in aanmerking te komen moet Inschrijver minimaal 60% van de punten halen voor deze wens .
Uw antwoord is bondig, duidelijk en overtuigend. Verder dient het antwoord consistent te zijn met hetgeen vermeld wordt in Bijlage 1: Specificatie van de Opdracht.
Uw antwoord op dit Gunningscriterium beslaat maximaal 2 A4 en is goed leesbaar (redelijk lettertype, regelafstand etc.).
De beoordelingsaspecten
  • mate waarin het overzicht van maatregelen van Inschrijver concreet is qua inhoud van de maatregelen als de termijnen die erbij horen,
  • Welke maatregelen de Inschrijver heeft getroffen om de mogelijke toekomstige verliezen zoveel mogelijk te beperken,
  • doeltreffendheid van de maatregelen om de dienstverlening aan huidige opdrachtgevers optimaal te continueren,
  • mate waarin Inschrijver door een aangepaste bedrijfsvoering kan (blijven) voldoen aan de financiële verplichtingen,
  • welke investeringen de Inschrijver van plan is te gaan maken op zowel korte termijn (<2 jaar) als lange termijn (>2 jaar) om ook in de toekomstsbestendig te zijn.”
3.4.
In het (derde) BD is ten opzichte van de eerste twee beschrijvend documenten een gunningscriterium toegevoegd (wens 4). Daarover vermeldt het BD:
“Naar aanleiding van recente marktontwikkelingen als ook slechte economische prognoses tot eind 2021 van het Centraal Planbureau is door de Aanbestedende dienst besloten een extra gunningscriterium toe te voegen voor alle percelen (1 tot en met 20 incl. toevoegingen). Dit gunningscriterium, ‘stabiliteit van de onderneming in 2020 en 2021’, gaat over de mate waarin Inschrijver de (combinatie van) onderneming(en) waarmee wordt ingeschreven door de impact van de uitbraak van Covid-19 en de daarop volgende economische gevolgen loodst.”
3.5.
In het BD staat het volgende vermeld over de beoordeling van de kwaliteit:
“Wensen maken onderdeel uit van gunningscriteria op basis waarvan de Economisch Meest Voordelige Inschrijving wordt bepaald. Voor elk subgunningscriterium (wens) worden punten toegekend. De punten wegen voor het aangegeven percentage mee. De beoordelingsaspecten waar een waardeoordeel over gegeven dient te worden zullen door meerdere beoordelaars worden beoordeeld teneinde de objectiviteit te waarborgen.
De beoordelaars beoordelen in eerste instantie individueel. Na de individuele beoordelingsronde wordt een gezamenlijke beoordelingssessie gehouden waarbij op basis van het consensusmodel de definitieve beoordeling en bijbehorende motivatie worden vastgesteld. Het consensusmodel houdt in dat er vanuit het gezamenlijke beoordelingsteam één score wordt toegekend. Op basis van de individuele beoordelingen wordt in overleg op basis van verstrekte motiveringen, de score toegekend.
De volgende scores kunnen worden gegeven:
Beoordelingskader (voor alle wensen)
Punten
Toelichting
0%
Zeer slecht: De wens is in zijn geheel niet beantwoord of de beantwoording is dermate niet bondig, consistent met hetgeen vermeld in de Eisen, duidelijk en overtuigend dat voor de beoordelingscommissie niet duidelijk is wat verwacht kan worden van de Inschrijver tijdens de looptijd van de Raamovereenkomst. Of: Er is wel een uitwerking gegeven aan het gevraagde en deze uitwerking heeft aantoonbaar geen betrekking op de betreffende wens en/of de wens kan in zijn geheel niet beoordeeld worden.
30%
Slecht: De wens is grotendeels niet beantwoord of de beantwoording is dermate niet bondig, consistent met hetgeen vermeld in de Eisen, duidelijk en overtuigend dat voor de beoordelingscommissie nauwelijks duidelijk is wat verwacht kan worden van de Inschrijver tijdens de looptijd van de Raamovereenkomst
60%
Voldoende: De wens is grotendeels beantwoord of de beantwoording is dermate bondig, consistent met hetgeen vermeld in de Eisen, duidelijk en overtuigend dat voor de beoordelingscommissie op hoofdlijnen duidelijk is wat verwacht kan worden van de Inschrijver tijdens de looptijd van de Raamovereenkomst. Wel roept de beantwoording nog vragen op waardoor het voor de beoordelingscommissie niet geheel duidelijk is.
80%
Goed: De wens is beantwoord of de beantwoording is dermate bondig, consistent met hetgeen vermeld in de Eisen, duidelijk en overtuigend dat voor de beoordelingscommissie geheel duidelijk is wat verwacht kan worden van de Inschrijver tijdens de looptijd van de Raamovereenkomst. De beantwoording roept slechts een enkele vraag of geen vragen op.
100%
Uitstekend: De wens is beantwoord of de beantwoording is dermate bondig, consistent met hetgeen vermeld in de Eisen, duidelijk en overtuigend dat voor de beoordelingscommissie geheel duidelijk is wat verwacht kan worden van de Inschrijver tijdens de looptijd van de Raamovereenkomst. De beantwoording bestaat daarnaast uit positief verrassende en/of vernieuwende elementen waardoor de wens wordt beoordeeld als uitstekend. Aanvullend op deze gevraagde aspecten biedt u positief verrassende en/of vernieuwende dienstverlening aan.
3.6.
In de eerste twee beschrijvend documenten stond een gedetailleerde uitwerking per wens. In het derde en laatste beschrijvend document is dat geschrapt. Dit is gemotiveerd als volgt:
“De gedetailleerde uitwerking per wens (zoals in v1.O en v1.1 van het Beschrijvend document) wordt bij nader inzien onwerkbaar geacht en daarom geschrapt uit v1.2. Uit de wensen (zie kolom beoordelingsaspecten) volgt al waarop beoordeelt wordt.”
3.7.
Verder is in het BD onder meer het volgende opgenomen:
“Door in te schrijven gaat u expliciet akkoord met de gestelde voorwaarden en Eisen zoals gesteld in onderhavige Aanbestedingsstukken.”
en
“Dit Beschrijvend document is met zorg samengesteld. Mocht u toch tegenstrijdigheden, onduidelijkheden of bezwaren hebben dan verzoeken wij u die zo snel mogelijk, maar in elk geval voor de datum voor het stellen van vragen bij de eerste Nota van Inlichtingen. U kunt deze melden bij de Contactpersoon via TenderNed. Als u de tegenstrijdigheden, onduidelijkheden of bezwaren niet op tijd doorgeeft dan passen we het Beschrijvend document in beginsel niet meer aan. U kunt geen rechten ontlenen aan tegenstrijdigheden die u niet heeft gesignaleerd of wel heeft gesignaleerd maar ons niet tijdig heeft gemeld.
Let op: dit betekent dus dat in de tweede ronde van de Nota van Inlichtingen alleen vragen beantwoord worden die over de antwoorden uit de eerste ronde Nota van Inlichtingen komen of gaan over toevoegingen in de geüpdatete versies van de desbetreffende aanbestedingsdocumenten. Vragen en suggesties die worden ingediend en over andere onderwerpen gaan beantwoorden we alleen als wij vinden dat het belangrijke informatie is voor alle inschrijvers.”
3.8.
De Staat heeft naar aanleiding van de doorgevoerde wijzigingen tweemaal een rectificatie bekendgemaakt, steeds met inachtneming van de aanbestedingstermijnen. In de eerste rectificatie wordt onder meer melding gemaakt van de aanpassingen van elementen (eisen, wensen en beoordelingskaders) en van de toevoeging van een extra wens voor alle percelen. In de tweede rectificatie wordt onder meer melding gemaakt van de vereenvoudiging van het beoordelingskader in het Beschrijvend Document.
3.9.
Zowel Quint als Computrain hebben tijdig ingeschreven op de percelen 1 en 2.
3.10.
Quint heeft voor beide percelen op 10 december 2020 een gunningsbericht ontvangen. Daarin staat onder meer vermeld dat:
  • de inschrijving van NCOI is aangemerkt als inschrijving met de beste prijs-kwaliteitverhouding (waarbij de Staat, zoals hiervoor onder 2.1 ook al vermeld, nadien schriftelijk aan Quint heeft meegedeeld dat – samengevat weergegeven – bij de vermelding van die naam een fout is gemaakt en dat niet NCOI maar Computrain de partij is die de betreffende inschrijving heeft ingediend);
  • de inschrijving van Quint met een gunningsscore van 1,308 op de vierde (4e) plaats is geëindigd.
  • in bijlage 1 een nadere motivering staat vermeld op de door Quint behaalde scores.
  • ter motivering van de beslissing en ter informatie inzicht wordt gegeven in de score van eigen inschrijving en die van de inschrijving met de beste prijs-kwaliteitverhouding als volgt:
3.11.
In bijlage 1 wordt per gunningscriterium de score en een motivering gegeven. Hieronder volgt de motivering voor wat betreft gunningscriterium 2 geciteerd:
“Quint heeft voor het gunningscriterium (her)examens een score 'goed' behaald en daarmee 80% van het maximaal te behalen aantal punten.
Uw beoogde aanpak is goed beantwoord en u heeft duidelijk aangegeven wat u van plan bent te gaan doen met het examenreglement en het delen ervan. U heeft het over een generiek deel en een specifiek deel van het examenreglement. De Belastingdienst beoordelingscommissie had wel de indruk dat u hier voor beide (generiek en specifiek) nog mee moet starten.
Uw aanpak voor problemen is goed beoordeeld en vooral de training en examen support helpdesk die dezelfde werkdag antwoord geeft. U heeft verder goed omschreven hoe u de deelnemende organisatie ontzorgt inzake examenproblemen. Verder is de aanpak voor herexamen als goed beoordeeld.
De beoordelingscommissie had hierin graag vernieuwde elementen gezien op bijvoorbeeld veel voorkomende problemen. Op basis van het bovenstaande komt u score uit op een goed en daarmee 80% van het maximaal te behalen aantal punten.
De winnende inschrijver op dit perceel heeft een score goed behaald op dit onderdeel.”
en voor wat betreft gunningscriterium 3:
“Quint heeft voor het gunningscriterium inrichting blended en online trainingen een score 'voldoende' behaald en daarmee 60% van het maximaal te behalen aantal punten.
De beoordelingscommissie vindt uw aanpak voor de begeleiding van deelnemers voor online onderdelen voldoende. De tabel die u heeft opgenomen geeft een duidelijk beeld over uw aanpak voorafgaand, tijdens en na de training. Uw aanpak om deelnemers te stimuleren vond de beoordelingscommissie niet bijdragen aan wat men wilt bereiken. Het gebruik van DLO geeft de indruk dat uw stimulering van deelnemers alleen per mail is. Individuele begeleiding biedt u ook aan als optioneel, maar wat betekent dit voor de deelnemer en zijn hier extra kosten aan verbonden? Door uw gebruik van DLO heeft de docent ook een summiere rol in het voortraject en leverde dit onderdeel dan ook vragen op bij de beoordelingscommissie.
Verder vond de beoordelingscommissie uw waarborging voor de didactische kwaliteit voldoende en past het 4C/ID model hier keurig bij. Uw afwegingen voor de verdeling van klassikale en online vond de beoordelingscommissie erg algemeen en niet gericht op de percelen.
Het benoemen van vuistregel over 15% zelfstudie is afhankelijk van de training en kan negatief effect hebben op kwaliteit van training . Daarnaast was het niet helemaal duidelijk dat aantal uren zelfstudie 6 uur betreft terwijl het normaliter bij een 2-daagse training is aan 2 uur zelfstudie. Dit was niet overtuigend voor de beoordelingscommissie . Op basis van het bovenstaande komt uw score uit op een voldoende en daarmee 60% van het maximaal te behalen aantal punten.
De winnende inschrijver op dit perceel heeft een score goed behaald op dit onderdeel.”

4.Het geschil

4.1.
Quint vordert, zakelijk weergegeven – waarbij de ingediende eiswijziging buiten beschouwing is gelaten, omdat Quint deze ter zitting heeft ingetrokken –:
primair:
de Staat te gebieden de gunningsbesluiten inzake de percelen 1 en 2 van de aanbesteding binnen één week na dagtekening van dit vonnis in te trekken, de aanbesteding te staken en gestaakt te houden en, voor zover de Staat de opdracht nog wenst te vergeven, deze opnieuw door middel van een aanbesteding in de markt te zetten;
subsidiair:
de Staat te gebieden de gunningsbesluiten inzake de percelen 1 en 2 van de aanbesteding binnen één week na dagtekening van dit vonnis in te trekken en tot herbeoordeling over te gaan binnen drie weken na dagtekening van dit vonnis op de wijze als in de dagvaarding nader omschreven en dat nieuwe gunningsbesluiten worden genomen onder verstrekking van een nieuwe motivering die alle relevante redenen bevat voor zover niet aan Quint zal worden gegund;
meer subsidiair:
de Staat te gebieden de gunningsbesluiten inzake de percelen 1 en 2 van de aanbesteding binnen één week na dagtekening van dit vonnis in te trekken en een nieuwe gunningsbeslissing te nemen met een dragende motivering die alle relevante redenen bevat voor afwijzing van de inschrijving van Quint, waaronder mede worden begrepen de relatieve voordelen van de winnende inschrijvingen;
met veroordeling van de Staat in de proceskosten en de nakosten, op de wijze als in de dagvaarding nader omschreven.
4.2.
Daartoe voert Quint – samengevat – het volgende aan. De Staat heeft zowel de gunningscriteria als de subgunningscriteria tussentijds wezenlijk gewijzigd en dat is niet toegestaan. Verder is de gehanteerde beoordelingssystematiek niet duidelijk, precies en ondubbelzinnig beschreven. Voorts leidt de wijze van beoordeling niet tot de vereiste objectiviteit. Ten slotte is de motivering van de voorlopige gunningsbeslissingen strijdig met art. 2.130 van de Aanbestedingswet (Aw).
4.3.
De Staat en Computrain voeren verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
4.4.
Computrain vordert – zakelijk weergegeven – de Staat te gebieden de percelen 1 en 2 aan (geen ander dan) Computrain te gunnen.
4.5.
Verkort weergegeven stelt Computrain daartoe dat zij er belang bij heeft dat de opdracht definitief aan haar gegund wordt en dat zij daarom belang heeft bij afwijzing van de vorderingen van Quint, nu die definitieve gunning daardoor in gevaar kan komen.
4.6.
Voor zover nodig zullen de standpunten van Quint en de Staat met betrekking tot de vorderingen van Computrain hierna worden besproken.

5.De beoordeling van het geschil

5.1.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat ter zitting duidelijk is geworden dat Computrain de partij is die de inschrijving heeft ingediend die is aangemerkt als de inschrijving met de beste prijs-kwaliteitverhouding. Het feit dat in de gunningsbeslissing NCOI als zodanig is genoemd kan niet leiden tot toewijzing van enige vordering. De Staat heeft bij brief van 10 februari 2021 deze kennelijke verschrijving hersteld. Ter zitting heeft de Staat nader toegelicht dat de verschrijving het gevolg is geweest van het feit dat Computrain voor haar inschrijving het Tenderned-account van NCOI heeft gebruikt, dat Computrain echter de partij is die de inschrijving heeft ingediend en dat alle stukken ook op haar naam zijn gesteld. Voor NCOI moet dus Computrain worden gelezen. Nu hier verder geen misverstand over kan bestaan, gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat de gunningsbeslissing inhoudt dat Computrain de uitgekozen inschrijving heeft ingediend. Quint heeft ter zitting ook, nadat een en ander aan haar is aangetoond, haar weren gericht op NCOI ingetrokken.
Wijziging (sub)gunningscriteria, rectificatie aankondiging
5.2.
De door Quint in de dagvaarding als eerste genoemde gronden, te weten dat de Staat de gunningscriteria en de subgunningscriteria tussentijds wezenlijk heeft gewijzigd, rechtvaardigen volgens Quint een heraanbesteding, omdat dit volgens haar niet is toegestaan. Daarbij ziet Quint er echter aan voorbij dat de Staat de wijzigingen tijdig en passend heeft aangekondigd via de in artikel 2.67 Aw neergelegde methodiek van het rectificeren van een eerder gedane aankondiging. De Staat heeft daarbij opnieuw (minstens) de aanbestedingstermijnen gehanteerd. Dit is de aangewezen manier voor het rectificeren van wijzigingen zoals hier aan de orde, zodat de aanbesteding niet volledig hoeft te worden teruggetrokken en opnieuw gepubliceerd. De Staat heeft hiervan ook melding gemaakt in de Nota’s van Inlichtingen, zodat aangenomen mag worden dat Quint (die hierover niets in de dagvaarding heeft vermeld) hiervan op de hoogte was.
5.3.
Anders dan Quint stelt is het transparantiebeginsel hier dan ook niet geschonden. De partijen die de aanbesteding niet meer volgden of nooit hebben gevolgd zijn immers bij raadpleging van het aankondigingenplatform geïnformeerd over de gerectificeerde aanbestedingsprocedure, zodat zij een eventuele beslissing om niet deel te nemen aan de procedure konden herzien. Overigens is ook niet aannemelijk dat door de wijzigingen waar het hier over gaat de kring van gegadigden is gewijzigd. Quint heeft dat ook niet nader onderbouwd. Deze door Quint aangevoerde gronden kunnen dan ook niet leiden tot toewijzing van een van de vorderingen.
Rechtsverwerking
5.4.
Nog afgezien van de vraag of Quint haar rechten heeft verwerkt om thans nog te klagen over het vorenstaande – hetgeen gezien voormelde overwegingen onbesproken kan blijven – moet worden geconcludeerd dat zij in ieder geval haar rechten heeft verwerkt om nog te klagen over een aantal andere punten, die zij aan de orde heeft gesteld.
5.5.
Het gaat daarbij om het standpunt van Quint dat het als vierde toegevoegde gunningscriterium niet als gunningscriterium gehanteerd had mogen worden (voor zover zij dat standpunt na het verweer daartegen van de Staat heeft gehandhaafd). Ook geldt dit voor het standpunt van Quint dat de gehanteerde beoordelingssystematiek niet duidelijk, precies en ondubbelzinnig is omschreven. Quint heeft opgemerkt dat bij haar ten tijde van het indienen van haar inschrijving geen onduidelijkheid bestond over de beoordelingssystematiek. Zij stelt dat zij pas na het vergelijken van de motivering in de voorlopige gunningsbeslissingen met de wensen en beoordelingsaspecten in het BD constateerde dat de motivering niet hierop aansloot.
5.6.
De Staat heeft ten aanzien van dit laatste standpunt als verweer gevoerd dat niet helder is geworden waarom de gestelde onduidelijkheid over de beoordelingssystematiek pas bij de motivering inzichtelijk zou zijn geworden. De voorzieningenrechter volgt de Staat daarin. Quint stelt ter toelichting dat de wensen niet één-op-één overeenkomen met de genoemde beoordelingsaspecten en dat haar een raadsel is of inschrijvers zijn beoordeeld op de wensen, de beoordelingsaspecten, beide of een deel van beide, en welk beoordelingskader hierbij is gehanteerd. Zij was er ten tijde van de inschrijving echter al mee bekend dat – en op welke wijze – de wensen in het BD nader zijn omschreven, dat daarnaast in het BD de aspecten staan vermeld waarop de inschrijver bij de verschillende wensen wordt beoordeeld en welk beoordelingskader wordt gehanteerd. Quint stelt voorts bij de onderbouwing van deze grondslag dat de motivering gebrekkig is, maar dat heeft zij niet als afzonderlijke grondslag uitgewerkt. Zij heeft aan deze stelling ook geen afzonderlijke gevolgen verbonden, zodat dit verder onbesproken kan blijven.
5.7.
Uit het Grossmann-arrest van het Europese Hof van Justitie (HvJ EU 12 februari 2004, zaak C-230/02) en de mede daarop gebaseerde jurisprudentie volgt dat in het belang van een snelle en effectieve aanbestedingsprocedure van een meedingende onderneming een proactieve houding mag worden verwacht: als deze inschrijver onduidelijkheden of onvolkomenheden in de aanbestedingsstukken dan wel in de aanbestedingsprocedure signaleert. In een stadium waarin deze nog ongedaan kunnen worden gemaakt, dient hij daar in dat stadium tegen op te komen. Van een inschrijver mag worden verwacht dat hij bezwaar maakt tegen onder meer de gevolgde procedure, de daarin gehanteerde eisen (of wensen) en de beoordelingssystematiek op een moment dat deze zo nodig nog kan/kunnen worden gecorrigeerd met zo gering mogelijke consequenties voor het verloop van de aanbestedingsprocedure. In het BD is hier ook uitdrukkelijk om verzocht/op gewezen in de clausule zoals vermeld onder 3.7. Quint heeft dit echter nagelaten en zij heeft een onvoorwaardelijke inschrijving ingediend. Gelet daarop heeft zij haar recht verwerkt om hier nu nog tegen op de komen.
De wijze van beoordeling
5.8.
Vervolgens stelt Quint zich op het standpunt dat de wijze van beoordeling in dit geval niet leidt tot de vereiste en gewenste objectiviteit.
5.9.
Quint heeft er daarbij op gewezen dat in de tekst van het BD wordt gesproken over “het gezamenlijke beoordelingsteam” en zij leidt daaruit af dat in het BD is aangegeven dat er slechts één beoordelingsteam zal zijn. De betreffende tekst luidt:
“De beoordelaars beoordelen in eerste instantie individueel. Na de individuele beoordelingsronde wordt een gezamenlijke beoordelingssessie gehouden waarbij op basis van het consensusmodel de definitieve beoordeling en bijbehorende motivatie worden vastgesteld. Het consensusmodel houdt in dat er vanuit het gezamenlijke beoordelingsteam één score wordt toegekend. Op basis van de individuele beoordelingen wordt in overleg op basis van verstrekte motiveringen, de score toegekend.”Hiermee wordt echter toegelicht hoe de beoordeling van een inschrijving in zijn werk gaat, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen de individuele beoordelaars, die in eerste instantie individueel beoordelen, en het gezamenlijke beoordelingsteam, dat in een gezamenlijke beoordelingssessie de score aan de betreffende inschrijving toekent. Nergens staat dat dit gezamenlijke beoordelingsteam ook alle andere inschrijvingen zal beoordelen. Dit kan hieruit ook niet worden afgeleid. De voorzieningenrechter volgt Quint dan ook niet in het standpunt dat vooraf in het BD is aangegeven dat alle scores (waarbij het dan ook nog zou moeten gaan om álle scores op álle percelen, nu in de tekst geen enkele verwijzing staat die kan duiden op “per perceel”) door één en hetzelfde gezamenlijke beoordelingsteam zullen worden toegekend en dat de Staat dus heeft gehandeld in strijd met hetgeen staat vermeld in het BD.
5.10.
Afgezien van het vorenstaande is er volgens Quint sprake van een aantal omstandigheden die in combinatie met deze wijze van beoordelen (door meerdere beoordelingsteams) leidt tot een “dodelijke cocktail”. Het risico dat dezelfde elementen verschillend worden beoordeeld is daardoor volgens haar te groot geworden. Die omstandigheden zijn dat er (volgens Quint) bij deze aanbesteding sprake is van een zeer vaag en subjectief beoordelingskader, de systematiek zeer gevoelig is en uiterst kleine verschillen in beoordelingen grote gevolgen hebben voor de rangorde van inschrijvingen. Quint stelt voorts dat haar ook is gebleken dat inschrijvers ongelijk zijn behandeld.
5.11.
Het laten beoordelen van inschrijvingen op één perceel door meerdere beoordelingsteams kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter onder omstandigheden strijd opleveren met de aanbestedingsrechtelijke beginselen. Quint heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter echter onvoldoende aannemelijk gemaakt dat daar in dit geval sprake van is. De voorzieningenrechter heeft hierbij acht geslagen op de gemotiveerde stelling van de Staat dat het bij deze aanbesteding, gezien de omvang daarvan, praktisch ondoenlijk was om alle inschrijvingen door hetzelfde beoordelingsteam te laten beoordelen en dat er daarom meerdere teams zijn ingezet. De Staat heeft desgevraagd toegelicht dat daar wel overlappen in zaten en dat de beoordelaars allemaal specialisten waren die dagelijks met de betreffende materie te maken hebben en er vanaf het begin bij betrokken zijn geweest. Wat dat laatste betreft: voor zover Quint heeft gesteld dat de verschillende beoordelingsteams niet beschikken over perceel-specifieke kennis, wordt daaraan voorbij gegaan, nu zij die stelling in het licht van de betwisting van de Staat op geen enkele wijze nader heeft onderbouwd. Met het vorenstaande zijn waarborgen ingebouwd.
5.12.
De voorzieningenrechter volgt Quint voorts niet in haar schets van de bijkomende omstandigheden, zoals onder 5.10 vermeld. Omstandigheden die naar het oordeel van de voorzieningenrechter relevant zijn is dat alle beoordelingsteams hebben beoordeeld aan de hand van hetzelfde beoordelingskader, dat weliswaar open normen/subjectieve gunningscriteria bevat, maar waarbij duidelijk en uitvoerig is aangegeven op welke aspecten de beoordeling daarvan plaatsvindt. Voorts is de scoretoekenning voorafgegaan door een individuele beoordelingsronde gevolgd door een gezamenlijke beoordelingssessie, waarbij in overleg volgens het consensusmodel de score is toegekend. De Staat heeft voorts terecht gewezen op het duidelijke verschil tussen de beoordeling van een inschrijving met een voldoende, een goed en een uitstekend, zodat niet erg aannemelijk is dat verschillende beoordelingsteams inschrijvingen met dezelfde elementen toch verschillend zullen beoordelen. Dit een en ander leidt ertoe dat de wijze van beoordeling niet in strijd komt met de vereiste objectiviteit.
5.13.
De voorzieningenrechter volgt Quint ook niet in haar stelling dat haar is gebleken dat de Staat dezelfde elementen verschillend heeft beoordeeld. Het door Quint gegeven voorbeeld bevestigt veeleer dat de beoordeling op correcte wijze is geschied. Een inschrijver op een ander perceel heeft weliswaar een score uitstekend behaald, doordat zij iets heeft aangeboden dat ook Quint heeft aangeboden, maar kennelijk voldeed zij overigens ook aan de criteria om een uitstekend te scoren. Het betreffende element (de support helpdesk) is bij Quint bij gunningscriterium 2 ook expliciet genoemd als een positief punt, maar dat enkele feit is onvoldoende om een score uitstekend te behalen. Daarvoor moet aan meer criteria worden voldaan en uit de gegeven motivering bij gunningscriteria 2 blijkt duidelijk dat dat bij de inschrijving van Quint niet het geval is.
De motiveringsplicht
5.14.
De voorzieningenrechter volgt Quint niet in haar standpunt dat de Staat de motiveringsplicht heeft geschonden, omdat de relevante kenmerken en relatieve voordelen van de winnende inschrijving ontbreken. De Staat heeft van zowel Quint als Computrain de eindscores en de scores op de verschillende subgunningscriteria meegedeeld en de door Quint behaalde scores uitvoerig toegelicht, waaruit ook de reden(en) blijken waarom op een specifiek kenmerk (eventueel) niet de maximum score is toegekend. Daarmee heeft de Staat voldaan aan de op hem rustende motiveringsplicht. Daarbij is ook relevant dat de inschrijvingen in dit geval op hun eigen merites worden beoordeeld.
5.15.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat hiermee voldoende duidelijk is gemaakt wat de kenmerken en relatieve voordelen van de winnende inschrijving zijn. De omstandigheid dat geen toelichting is verstrekt op de scores van de winnende inschrijver maakt dit niet anders. De op de Staat rustende verplichting om de gunningsbeslissing te motiveren reikt niet zo ver dat hij bij een beslissing om niet te gunnen gehouden is om inzage te geven in de aanbiedingen van andere inschrijvers. Het staat de Staat niet zonder meer vrij om daar inzicht in te geven, omdat deze bedrijfsvertrouwelijke informatie kunnen bevatten. De verplichting voor de aanbestedende dienst tot motivering van de gunningsbeslissing strekt ook niet zover dat andere inschrijvers op basis van de gunningsbeslissing in staat moeten zijn om te controleren of de winnende inschrijving correct is beoordeeld. De voorzieningenrechter gaat dan ook voorbij aan het betoog van Quint op dit punt.
5.16.
Gelet op al het voorgaande kunnen de door Quint aangevoerde gronden niet leiden tot toewijzing van (een van) haar vorderingen.
5.17.
Nu de Staat voornemens is de opdracht ook definitief te gunnen aan Computrain brengt voormelde beslissing mee dat Computrain geen belang (meer) heeft bij toewijzing van haar vordering, zodat deze wordt afgewezen, nog daargelaten dat op de Staat geen verplichting rust om de percelen 1 en 2 definitief te gunnen aan Computrain.
5.18.
Computrain zal worden veroordeeld in de kosten van de Staat, welke kosten worden begroot op nihil, nu niet is gebleken dat de Staat als gevolg van deze vorderingen extra kosten heeft moeten maken. Ondanks de afwijzing moet Quint in haar verhouding tot Computrain worden aangemerkt als de in het ongelijk gestelde partij. Het doel van Computrain was immers te voorkomen dat de opdracht aan Quint zou worden gegund, welk doel is bereikt. Quint zal dan ook worden veroordeeld in de proceskosten van Computrain. Voorts zal Quint, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van de Staat.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter:
6.1.
wijst het gevorderde af;
6.2.
veroordeelt Computrain voor wat betreft de door haar ingestelde vorderingen jegens de Staat in de kosten van de Staat, tot dusver begroot op nihil;
6.3.
veroordeelt Quint in de overige proceskosten, tot dusver begroot aan de zijde van zowel de Staat als Computrain telkens op € 1.683,-, waarvan € 667,- aan griffierecht en € 1.016,- aan salaris advocaat;
6.4.
bepaalt dat de verschuldigde proceskosten dienen te worden voldaan binnen veertien dagen nadat dit vonnis is uitgesproken en dat – bij gebreke daarvan – daarover de wettelijke rente verschuldigd is;
6.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J. Hoekstra - van Vliet en in het openbaar uitgesproken op 18 maart 2021.
ts/mw