ECLI:NL:RBDHA:2021:2734

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 maart 2021
Publicatiedatum
23 maart 2021
Zaaknummer
09/133545-20
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervoer van heroïne in verborgen ruimte van een auto met bewijsuitsluiting en rechtmatigheid van doorzoeking

Op 23 maart 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een ander ongeveer 7 kg heroïne vervoerde in een verborgen ruimte van een auto. De verdachte voerde verweren aan, waaronder de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie en bewijsuitsluiting van chatberichten op EncroChat telefoons. De rechtbank verwierp deze verweren en oordeelde dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank oordeelde dat de doorzoeking van de auto rechtmatig was, omdat er voldoende grond was voor een verdenking van overtreding van de Opiumwet. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 34 maanden. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de recidive van de verdachte en de impact van harddrugs op de volksgezondheid. De inbeslaggenomen goederen, waaronder de auto en de telefoons, werden onttrokken aan het verkeer en verbeurd verklaard. De voorlopige hechtenis werd herleefd na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 09-133545-20 en 10/750178-17 (tul)
Datum uitspraak: 23 maart 2021
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] ,
[adres]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting is gehouden op 29 juli 2020, 1 september 2020, 5 november 2020, 21 januari 2021 (alle pro forma) en 9 maart 2021 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. E.J. van Drongelen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. Ö. Saki naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 mei 2020 te Roelofarendsveen, gemeente Kaag en Braassem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 6,81 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.Voorvragen

3.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging en heeft daartoe aangevoerd dat de officier van justitie tijdens de eerste pro forma zitting van 29 juli 2020 had toegezegd dat er een aanvullend proces-verbaal zou worden opgemaakt, waarin de werkwijze van het NFI en de naam van de deskundige die de BQ telefoons heeft opengemaakt worden benoemd. Dit is niet gebeurd. De handelwijze van het openbaar ministerie levert een schending van de beginselen van een goede procesorde op.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat hij de beschikbare informatie aan het dossier heeft toegevoegd, maar dat nadere informatie in verband met het doen van onderzoek en de veiligheid van personen niet wordt verstrekt. De verdediging heeft ook niet onderbouwd welk doel de bekendmaking van de persoon dient. Het achterwege blijven daarvan kan niet leiden tot niet-ontvankelijkheid.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Voor een niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie is, gezien de jurisprudentie van de Hoge Raad, slechts plaats indien de met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren een ernstig inbreuk hebben gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak tekort is gedaan (het zogenoemde Zwolsman-criterium).
De rechtbank is van oordeel dat hiervan in deze zaak geen sprake is, zodat het verweer van de raadsvrouw wordt verworpen. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van de verdachte.

4.Bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
De volgende feiten kunnen op grond van de gebruikte bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van deze strafzaak.
Op 28 april 2020 is een Hyundai met [kenteken] opgenomen in een referentiebestand van de ANPR, omdat er een vermoeden was dat er een verborgen ruimte in dit voertuig was aangebracht. Op 14 mei 2020 werd dit kenteken gescand door een ANPR camera. Diezelfde dag zagen opsporingsambtenaren dit voertuig rijden en hebben zij, mede op basis van voornoemde ANPR-hit, het voertuig en de inzittenden onderzocht.
[verdachte] was de bestuurder en [medeverdachte 1] was de bijrijder van het voertuig. Het voertuig is doorzocht en daarbij is een verborgen ruimte aangetroffen, waarin zich ongeveer 7 kilogram heroïne bevond. Tevens zijn twee Encrochat telefoons gevonden.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de verdachte wetenschap van en beschikkingsmacht over de verdovende middelen uit de verborgen ruimte had.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft een drietal bewijsverweren gevoerd, die hieronder worden besproken. Telkens is betoogd dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim tijdens het voorbereidend onderzoek, dat het bewijsmateriaal dat als gevolg van het verzuim is verkregen van het bewijs moet worden uitgesloten en dat het resterende bewijsmateriaal onvoldoende is voor bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit, zodat vrijspraak moet volgen.
Voorts heeft zij aangevoerd dat de verdachte niet wist dat er heroïne in de verborgen ruimte van de auto lag, omdat hem was verteld dat hij hasj moest vervoeren.
4.4
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de gevoerde verweren.
4.4.1
Beroep op bewijsuitsluiting chatberichten
De raadsvrouw heeft bepleit dat de chatberichten, die zijn aangetroffen op de Encrochat telefoons, van het bewijs moeten worden uitgesloten, onder aanvoering van dezelfde argumenten als voor het beroep op niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie.
De rechtbank overweegt als volgt. Los van het feit dat de verdediging niet heeft gesteld in welk concreet belang de verdachte is geschaad, kan de vaststelling dat de door de officier van justitie toegezegde informatie niet is verstrekt op zichzelf niet leiden tot bewijsuitsluiting. Bewijsuitsluiting komt immers slechts in aanmerking als het materiaal door het verzuim is verkregen. Nu het materiaal (de chatberichten) is verkregen vóórdat het verzuim waar de verdediging zich op beroept zich heeft voorgedaan, is daarvan geen sprake. De rechtbank verwerpt het verweer.
4.4.2
Verweer onterechte opname in de ANPR
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de staandehouding van de verdachte naar aanleiding van een ANPR-hit onrechtmatig is geweest en dat al hetgeen als gevolg daarvan is verkregen van het bewijs dient te worden uitgesloten. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat het koppelen van persoonsgegevens, zoals in deze zaak is gebeurd, in strijd is met artikel 8 lid 2 van het EVRM, omdat daar geen wettelijke basis voor is.
De rechtbank overweegt als volgt. ANPR (Automatic Number Plate Recognition) is een methode om gescande kentekens op automatische wijze te herkennen en te vergelijken met een verzamelbestand waarin een selectie van kentekens is opgenomen. Als blijkt dat een gescand kentekenen in dit verzamelbestand is opgenomen, levert dit een hit op. Naar aanleiding van een hit kan direct een actie plaatsvinden.
Kentekens komen in aanmerking om opgenomen te worden in het vergelijkingsbestand als daarvoor een aanwijsbare reden is met het oog op de uitoefening van de politietaak (afhankelijk van de aard van de informatie al dan niet met toestemming van de officier van justitie). Die gegevens mogen in dat bestand bewaard blijven zolang dit noodzakelijk is voor het doel van de verwerking, bijvoorbeeld de afhandeling van de betreffende signalering. Wanneer de gegevens niet meer noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de dagelijkse politietaak, moeten ze worden vernietigd. Blijft het verwerken ervan wel noodzakelijk voor dat doel, dan zullen de gegevens na uiterlijk vijf jaar uit het bestand moeten worden verwijderd.
Met betrekking tot de kentekens van voertuigen die géén hit opleveren (de ‘no-hits’) is daarentegen wettelijk bepaald dat opnames (nummerplaat, tijdstip, locatie en een foto) van alle langsrijdende auto’s nog gedurende vier weken mogen worden opgeslagen en gedurende die periode nog geraadpleegd kunnen worden. In het onderhavige geval is daarvan echter geen sprake.
Uit het dossier blijkt dat de Hyundai op 28 april 2020 in het referentiebestand is geplaatst, omdat dit voertuig voldeed aan de indicatoren die voor opname in het bestand worden gehanteerd. Op basis van die indicatoren bestond het vermoeden dat zich in de auto mogelijk een verborgen ruimte bevond. Op 14 mei 2020 kregen opsporingsambtenaren van de Landelijke Eenheid een ANPR hit op het [kenteken] . Zij hebben diezelfde dag de auto en de inzittenden gecontroleerd.
Aldus was er sprake van een hit waarop nog diezelfde dag actie is ondernomen en waarvan niet is gebleken dat deze is gebaseerd op gegevens die zich - met inachtneming van het bovenstaande - niet (meer) in het vergelijkingsbestand hadden mogen bevinden, noch dat deze in strijd met artikel 8 EVRM in dat bestand waren opgenomen.
Nog daargelaten het feit dat de verdachte niet in enig rechtens te beschermen belang is geschaad, omdat de gegevens die in het ANPR waren opgeslagen geen persoonsgegevens van de verdachte hebben betroffen, berust het verweer van de raadsvrouw op een onjuiste lezing van het ANPR-systeem en de daarvoor geldende regelgeving. De rechtbank verwerpt het verweer.
4.4.3
Verweer onrechtmatige doorzoeking
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de auto onterecht is doorzocht, wegens het ontbreken van een redelijk vermoeden van overtreding van de Opiumwet. De politie heeft misbruik gemaakt van haar bevoegdheid. De politie heeft enkel en alleen het voertuig gecontroleerd, omdat het in de database stond en de kentekenhouder een veroordeling voor de Opiumwet had. Er was aldus geen sprake van een verkeerscontrole. Van de bevoegdheden die de Wegenverkeerswet biedt is ten onrechte gebruik gemaakt, zodat het resultaat van die doorzoeking van het bewijs moet worden uitgesloten op grond van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (Sv).
Vooropgesteld moet worden dat het bestaan van een redelijk vermoeden dat iemand zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit niet in de weg staat aan het uitoefenen van controlebevoegdheden door politieambtenaren, mits bij aanwending van die bevoegdheden tegenover een verdachte de aan deze als zodanig toekomende waarborgen in acht worden genomen. De politie was op grond van de Wegenverkeerswet bevoegd om het stopteken te geven en [verdachte] , als bestuurder van het voertuig, naar zijn rijbewijs te vragen, aangezien uit de hun beschikbare systemen bleek dat het rijbewijs van de kentekenhouder van de Hyundai was verlopen. Aldus hebben de politieambtenaren deze bevoegdheid uitgeoefend om zich te vergewissen van de naleving van de bij of krachtens de Wegenverkeerswet vastgestelde voorschriften als bedoeld in het vierde lid van artikel 160 WVW 1994. Aan de rechtmatigheid van die uitoefening van de controlebevoegdheid kan de enkele omstandigheid dat die bevoegdheid (mede) is aangewend naar aanleiding van informatie die zou kunnen wijzen op betrokkenheid van een of meer inzittenden van het voertuig bij enig strafbaar feit, niet afdoen. Derhalve is de controlebevoegdheid niet uitsluitend gebruikt voor een ander doel dan waarvoor deze is verleend.
Gedurende de verkeerscontrole hebben de opsporingsambtenaren een aantal vragen gesteld aan de inzittenden. [verdachte] verklaarde dat hij de auto had geleend van de tante van [medeverdachte 1] . Dit werd bevestigd door [medeverdachte 1] die met zijn hoofd knikte. [medeverdachte 1] verklaarde dat het voertuig van zijn onderbuurvrouw is, die hij als tante ziet. De ten naam gestelde van het voertuig betreft echter een man. Ook bleek uit onderzoek dat de historisch kentekenhouder weliswaar een vrouw was, maar dat zij niet in de buurt van [medeverdachte 1] woont. [verdachte] verklaarde verder dat zij een tante naar Schiphol hadden gebracht. Genoemd voertuig bleek echter niet door de ANPR camera's op het terrein van Schiphol te zijn geregistreerd. Bij controle van de politiesystemen bleek dat beide verdachten recente antecedenten hebben met betrekking tot het bezit van en handelen in harddrugs. Hierdoor, in combinatie met het vermoeden dat er in de auto een verborgen ruimte is ingebouwd, kregen de politieagenten het vermoeden dat de verdachten mogelijk verdovende middelen vervoerden in genoemd voertuig.
Naar het oordeel van de rechtbank leveren deze feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, voldoende grond op voor een verdenking van overtreding van de Opiumwet en daarmee voor een doorzoeking van de Hyundai. De doorzoeking van de Hyundai heeft dan ook rechtmatig plaatsgevonden en de resultaten daarvan worden als bewijs gebruikt. De rechtbank verwerpt het verweer.
4.5
De bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden opgenomen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2020137095, van de politie Landelijke Eenheid, district Infrastructuur, Geografische afdeling – Zuid-West-Nederland, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 288).
1. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 14 mei 2020, voor zover inhoudende (p. 8-9):
Op 14 mei 2020 kregen wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , omstreeks 14:55 een melding dat de Hyundai type 1X35 met [kenteken] door de ANPR camera was gereden. Diezelfde dag om 14:57 uur zagen wij op de A4 rechts voornoemd voertuig rijden. Wij zagen dat er twee personen in het voertuig zaten. Na controle van het kenteken bleek het rijbewijs van de ten naam gestelde verlopen te zijn. Hierop hebben wij het voertuig een volgteken gegeven. Vervolgens is het voertuig stilgezet ter hoogte van [naam tankstation] te Roelofarendsveen.
De bestuurder overhandigde een rijbewijs op naam van [verdachte] . De bijrijder overhandigde een vreemdelingendocument op naam van [medeverdachte 1] .
Ik, [verbalisant 1] hoorde [verdachte] verklaren dat hij de auto had geleend. Het voertuig zou niet zijn eigendom zijn. [verdachte] verklaarde dat genoemd voertuig eigendom is van de tante van [medeverdachte 1] . Ik zag dat [medeverdachte 1] bevestigend met zijn hoofd knikte. Vervolgens hoorde ik [medeverdachte 1] verklaren dat de ten naam gestelde van het voertuig, niet echt zijn tante is, maar zijn onderbuurvrouw, die hij als tante ziet. Echter betreft de ten naam gestelde van het voertuig een man.
Vervolgens vroegen wij beide inzittenden wat hun reisdoel was. Ik, [verbalisant 1] , hoorde [verdachte] verklaren dat ze een tante weg hadden gebracht naar de luchthaven Schiphol. Ondertussen vroeg ik, [verbalisant 2] , bijrijder [medeverdachte 1] wat hun reisdoel was. Ik hoorde [medeverdachte 1] verklaren dat zij onderweg naar Rotterdam waren. [medeverdachte 1] verklaarde dat zij zojuist zijn tante hadden weggebracht naar Schiphol. Echter bleek dat genoemd voertuig niet door de ANPR camera's op het terrein van Schiphol was geregistreerd.
Het viel ons op dat beide inzittenden erg gespannen leken tijdens de staande houding.
De recente drugsantecedenten van beide inzittenden, het onsamenhangende verhaal over het voertuig, de gelogen reisbewegingen en het gespannen gedrag van beide inzittenden deed ons vermoeden dat zij mogelijk verdovende middelen vervoerden in genoemd voertuig. Ik heb deze bevindingen gedeeld met collega's [verbalisant 4] en [verbalisant 3] , waarop zij op basis van artikel 9 Opiumwet zichzelf toegang tot het voertuig verschaften.
Ik, [verbalisant 2] , zag dat [medeverdachte 1] een donkerkleurige schoudertas droeg. Ik vroeg [medeverdachte 1] of ik in zijn schoudertas mocht kijken. Ik hoorde dat [medeverdachte 1] hier bevestigend op antwoordde. Hierop overhandigde [medeverdachte 1] mij zijn schoudertas. Ik zag dat er een telefoon in de tas zat. Ik zag dat op deze telefoon een sticker met de opdruk 'Samsung' zat. Ik herkende deze telefoon direct als zijnde een BQ-telefoon. Middels dit soort telefoons is het mogelijk om versleutelde berichten te verzenden en te ontvangen. BQ-telefoons worden dan ook veelvuldig gebruikt in het criminele circuit. Ik hoorde dat [medeverdachte 1] uit zichzelf verklaarde dat deze telefoon, zijn 'Samsung' betrof.
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 14 mei 2020, voor zover inhoudende (p. 13):
Wij, verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , keken rond in de Hyundai. Wij zagen meerdere mobiele telefoons liggen in het voertuig. Ik, [verbalisant 3] , zag dat er aan de bestuurderszijde op de vloer een mobiele telefoon lag. Ik herkende deze mobiele telefoon als een zogenaamde BQ crypto telefoon.
Vervolgens keek ik, [verbalisant 3] , in de kofferruimte en zag dat deze ruimte afweek van een normale kofferbakruimte van dit type Hyundai. Ik zag namelijk dat de bak die onder de bagage afdekklep zit veel kleiner was dan normaal. Het is mij ambtshalve bekend dat wanneer er een dergelijke afwijking in de kofferruimte zichtbaar is er mogelijk een verborgen ruimte in aanwezig is in het voertuig.
Hierop hebben wij het voertuig op grond van artikel 1.37 Algemene Douanewet in beslag genomen en een onderzoek ingesteld naar de aanwezige verborgen ruimte. Wij hebben vervolgens de ruimte geopend en zagen dat er een big shopper tas in stond. Ik, [verbalisant 3] , opende de tas en zag dat er een blauwe vuilniszak in zat. Ik opende deze zak en zag dat er allemaal blokken in zaten die in rood/wit kleurige tape gewikkeld zaten.
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 16 juli 2020, voor zover inhoudende (p. 34):
Op 16 juli 2020, heb ik, [verbalisant 5] , als labonderzoeker een aangetroffen en in beslag genomen partij vermoedelijke verdovende middelen onderzocht. De aangeboden partij vermoedelijke verdovende middelen bestond uit 14 blokken met een netto gewicht van 500 gram per blok. Ik zag dat de 14 monsters voorzien waren van de volgende SIN nummers:
[SIN nummer]
Ik heb alle 14 monsters individueel indicatief getest met behulp van de kleurtest. Uit de indicatieve test Marquis en het identificerend onderzoek Shimadzu blijk dat de monsters positief op vermoedelijk heroïne testten.
4. Het deskundigenverslag, op 16 juli 2020 opgemaakt en ondertekend door ing. F. Wallace, deskundige op het gebied van forensische drugsanalyse, voor zover inhoudende (p. 36):Onderzoeksmateriaal en conclusie
Kenmerk Omschrijving FO Conclusie
[SIN nummer] poeder, bruin, uit 500 gram bevat heroïne
5. Het deskundigenverslag, op 16 juli 2020 opgemaakt en ondertekend door ing. F. Wallace, deskundige op het gebied van forensische drugsanalyse, voor zover inhoudende (p. 37):Onderzoeksmateriaal en conclusie
Kenmerk Omschrijving FO Conclusie
[SIN nummer] poeder, bruin, uit 500 gram bevat heroïne
6. Het deskundigenverslag, op 16 juli 2020 opgemaakt en ondertekend door ing. F. Wallace, deskundige op het gebied van forensische drugsanalyse, voor zover inhoudende (p. 38):Onderzoeksmateriaal en conclusie
Kenmerk Omschrijving FO Conclusie
[SIN nummer] poeder, bruin, uit 500 gram bevat heroïne
7. Het deskundigenverslag, op 16 juli 2020 opgemaakt en ondertekend door ing. F. Wallace, deskundige op het gebied van forensische drugsanalyse, voor zover inhoudende (p. 39):
Onderzoeksmateriaal en conclusie
Kenmerk Omschrijving FO Conclusie
[SIN nummer] poeder, bruin, uit 500 gram bevat heroïne
8. Het deskundigenverslag, op 16 juli 2020 opgemaakt en ondertekend door ing. F. Wallace, deskundige op het gebied van forensische drugsanalyse, voor zover inhoudende (p. 40):Onderzoeksmateriaal en conclusie
Kenmerk Omschrijving FO Conclusie
[SIN nummer] poeder, bruin, uit 500 gram bevat heroïne
9. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 23 mei 2020, voor zover inhoudende (p. 42):
In de verborgen ruimte van de Hyundai zat een big-shopper. Ik zag dat de handvatten van de big-shopper van stof waren. Hierop heb ik de handvatten bemonsterd op de aanwezigheid van humaan biologisch celmateriaal ( [SIN nummer] ).
10. Het deskundigenverslag, op 31 augustus 2020 opgemaakt en ondertekend door dr. Ing. M. van Gent, namens Y. Hoiting BSc, deskundige op het gebied van forensisch DNA-onderzoek, voor zover inhoudende:
Bij het vergelijkend DNA-onderzoek zijn de DNA-profielen van de volgende personen betrokken:
[medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] .
Interpretatie en conclusie van het vergelijkend DNA-onderzoek
SIN
DNA kan afkomstig zijn van
Bewijskracht
[SIN nummer]
(handvat 1 big-shopper
action)
minimaal twee personen
-
[verdachte]
- minimaal één onbekende persoon
-
meer dan 1 miljard
- niet van toepassing
DNA-mengprofiel [SIN nummer] is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van [verdachte] en een willekeurige onbekende persoon, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van twee willekeurige onbekende personen.
11. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 22 juli 2020, voor zover inhoudende (p. 89):
Ik deed onderzoek naar de telefoon met goednummer PL1500-2020137095 [nummer] BQ Aquaris X5 welke in beslag is genomen onder [verdachte] . De gebruikersnaam van de telefoon is: [gebruikersnaam 1] . Er is een inkomend bericht van [gebruikersnaam 4] ? [verdachte] wat heb je gedaan?? (Vertaald vanuit Turks).
12. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 22 juli 2020, voor zover inhoudende (p. 91):
Ik deed onderzoek naar de telefoon met goednummer PL1500-2020137095 2400819 BQ Aquaris X5 welke in beslag is genomen onder [medeverdachte 1] . De gebruikersnaam van de telefoon is: [gebruikersnaam 2] . [gebruikersnaam 1] staat als [bijnaam gebruikersnaam 1] in dit toestel. Er is een uitgaand bericht vanuit [gebruikersnaam 2] naar [gebruikersnaam 1] met ?Waarbebje [verdachte] ?
13. Een geschrift, kennisgeving van inbeslagneming PL1500-2020137095-13, voor zover inhoudende (p. 195):
14 mei 2020 aangetroffen in voertuig aan bestuurderszijde, beslagene [verdachte] , goednummer PL1500-2020137095- [nummer] Bq Aquaris X5.
14. Een geschrift, kennisgeving van inbeslagneming PL1500-2020137095-7, voor zover inhoudende (p. 223):
14 mei 2020 aangetroffen bij [medeverdachte 1] , goednummer PL1500-2020137095-2400819 Bq Aquaris X5.
15. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 20 augustus 2020, voor zover inhoudende (p. 246-247):
Door de afdeling digitale expertise zijn de bestanden die op de mobiele telefoon, voorzien van het goednummer [nummer] zijn aangetroffen aan mij ter beschikking gesteld.
chatberichten met [gebruikersnaam 3] op 10 mei 2020:
Tijdstip
Verzender
Inhoud bericht
17:13 uur
Owner
Kan je daar 5gr klaar setten broerim
22:24 uur
Owner
Kan je aub die fotos van die sunnys sturen
22:24 uur
Owner
Buuten en binnenkant k smeek j
22:26 uur
[gebruikersnaam 3]
Sunnys welke zijn dat broer
22:26 uur
Owner
Die van my tas
22:26 uur
Owner
6,5 kg vacum
22:27 uur
Owner
3 kg blok met rode lint
22:27 uur
[gebruikersnaam 3]
Kweet nie waarover j heb bro
22:28 uur
Owner
Bruin liggen by jou
22:28 uur
[gebruikersnaam 3]
Die spul van [naam 1] bedoel j
22:28 uur
Owner
Nee die spul van ons
22:28 uur
Owner
6.5 kg .. Ik had jou gegeven 3 kg blok met rode lint
22:30 uur
Owner
6.5kg vacum 3kg bblk rode lint en 0.5kg blok
chatberichten met [gebruikersnaam 3] op 12 mei 2020:
14:33 uur
Owner
7. 8kg
14:33 uur
Owner
ltas
14:35 uur
Owner
Anders moet je in bagage faya Verstopplek
chatberichten met [gebruikersnaam 4] op 10 mei 2020:
17:38 uur
[gebruikersnaam 4]
[verdachte] ne yaptin abim.
Vertaling uit Turks middels google: [verdachte] wat heb je gedaan mijn broer
18:30 uur
Owner
heb k 5gr
chatberichten met [gebruikersnaam 4] op 13 mei 2020:
21:58 uur
Owner
Abicim yarin midag arabani lene yapabilirmiyim.
Vertaling uit Turks middels google: 'yain arabani lene yapabilirmiyim': Kan ik je auto morgen lenen
21:58 uur
Owner
O gecenki yere geteem 7 kg halen.
Vertaling uit Turks middels google: 7kg gaat nog steeds naar die plaats.
chatberichten met [gebruikersnaam 5] op 13 mei 2020:
19:21 uur
[gebruikersnaam 5]
Sari 5 dedi, 7 mi istiyorsun kardes.
Vertaling uit Turks middels google: Geel zei 5, broer, je wilt 7
19:21 uur
Owner
Evet dayi 7kg.
Vertaling uit Turks middels google: Ja, 7 kg
19:37 uur
[gebruikersnaam 5]
Saat 2 uygun.
Vertaling uit Turks middels google: 2 uur is gepast
19:38 uur
[gebruikersnaam 5]
Sportparklaan 175 weesp
16. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 22 juli 2020, voor zover inhoudende (p. 259, 260, 262, 269 en 288):
Door de afdeling digitale expertise zijn de bestanden die op de mobiele telefoon voorzien van het goednummer 2400819 aan mij ter beschikking gesteld.
chatberichten met [gebruikersnaam 6] op 12 mei 2020:
15:53 uur
Owner
Jo [gebruikersnaam 6] kan je van die roode pakketten regelen nog
16:03 uur
[gebruikersnaam 6]
Nee man neef
21:45 uur
Owner
Heb je foto van [gebruikersnaam 6]
21:45 uur
Owner
Die je aanmij gaat geven?
chatberichten met [gebruikersnaam 6] op 14 mei 2020:
00:45 uur
[gebruikersnaam 6]
een foto, zie bijlage 2a, p. 269
chatberichten met [gebruikersnaam 7] op 13 mei 2020:
14:09 uur
Owner
Wnr gaan we halen die spullen
14:09 uur
[gebruikersnaam 7]
Morgen
15:31 uur
Owner
Abi die mensen willen misschien 7 stuks ama garanti degil ze gaan laten weten.
Vertaling uit Turks middels google: ama garanti degil = maar niet gegarandeerd.
15:31 uur
Owner
5 is garantie kan 7 en 5 liter trap
chatberichten met [bijnaam gebruikersnaam 1] op 12 mei 2020:
21:49 uur
Owner
Waarbebje [verdachte]
21:50 uur
Owner
Kom wr gaan die spullen halen tamara dan
chatberichten met omer [gebruikersnaam 8] op 13 mei 2020:
19:46 uur
Owner
7 tane alcak yarin abi.
Vertaald uit Turks middels google: Ik neem er morgen zeven, broeder.
chatberichten met omer [gebruikersnaam 8] op 14 mei 2020:
00:45 uur
Owner
een foto zie bijlage 6a, p. 288
17. Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] , opgemaakt op 16 mei 2020, voor zover inhoudende (p. 159):
Ik ben die dag in Rotterdam opgehaald door [verdachte] en toen gingen we rijden.
18. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 9 maart 2021, voor zover inhoudende:
Ik kreeg die dag een opdracht om een tas op te halen. Ik heb de auto bij [naam 2] opgehaald. Ik ben vanuit Rotterdam vertrokken en heb met de auto van [naam 2] de tas opgehaald in de buurt van Amsterdam. Ik heb de tas in de verborgen ruimte van de auto gezet. Op de terugweg, richting Rotterdam, werd ik aangehouden.
4.6
Nadere bewijsoverwegingen
Wetenschap en beschikkingsmacht
Voor bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit is vereist dat bij de verdachte sprake was van wetenschap van de aanwezigheid van de drugs in de Hyundai en dat hij over die drugs de beschikkingsmacht had.
Uit de chatberichten die op de BQ telefoon goednummer [nummer] (aangetroffen in de Hyuandai aan de bestuurderszijde waar [verdachte] zat) zijn aangetroffen, blijkt dat de gebruiker van deze telefoon door twee personen wordt aangeduid met de naam [verdachte] , zijnde de voornaam van [verdachte] . Dit gebeurt onder meer op 10 mei 2020. Hieruit leidt de rechtbank af dat de verdachte de gebruiker is van de telefoon en dat hij deze in elk geval op 10 mei 2020 al in gebruik had. Ook wordt in de chats gesproken over een blok met rood lint en over ‘bruin’ zoals heroïne gelet op de kleur ervan vaak wordt aangeduid. De heroïne in de tas was verpakt in blokken die in rood/wit kleurige tape gewikkeld zaten. Tot slot wordt in de chatgesprekken in de dagen voorafgaand aan de ontdekking van de heroïne meerdere malen gesproken over 7 kg, over een tas en over een bagage verstopplek en over het lenen van een auto voor morgen. Tijdens de doorzoeking van de auto die door [verdachte] werd bestuurd, is ook ongeveer 7 kg heroïne aangetroffen in een tas in een verborgen ruimte in de kofferbak.
Gelet op deze feiten en omstandigheden gaat de rechtbank er van uit dat de verdachte wist dat er heroïne in de big shopper zat. Hij heeft de tas met heroïne in de auto verstopt en deze richting Rotterdam vervoerd, zodat hij daar ook de beschikkingsmacht over had.
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit de hierboven genoemde bewijsmiddelen maakt de rechtbank op dat beide verdachten van Rotterdam naar het adres in Weesp zijn gereden, alwaar de drugs is opgehaald. Daarnaast hebben zij beide via BQ telefoons contacten onderhouden met elkaar en met andere mensen, in welke chatberichten is gesproken over een partij heroïne van 7kg.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] , die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte tezamen en in vereniging opzettelijk heroïne heeft vervoerd.
4.7
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van de verdachte bewezen dat:
hij op 14 mei 2020 te Roelofarendsveen, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk heeft vervoerd ongeveer 6,81 kilogram heroïne, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De strafoplegging

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, in het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, verzocht om af te wijken van de LOVS oriëntatiepunten en de verdachte een gevangenisstraf op te leggen, waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan het voorarrest en voor het overige een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daarbij de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht. Daarnaast kan ook nog een taakstraf worden opgelegd, waardoor de verdachte in staat wordt gesteld om verder te gaan met zijn leven.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft in een ingebouwde verborgen ruimte in een personenauto ongeveer 7 kilogram heroïne vervoerd met een ander. Harddrugs vormt een bedreiging voor de volksgezondheid. Het is algemeen bekend dat verdovende middelen als heroïne, mede vanwege de zeer verslavende werking ervan, zeer schadelijk zijn voor de gezondheid van de gebruikers. Het gebruik van en de handel in drugs leidt bovendien direct en indirect tot vele vormen van criminaliteit en vormt zo een bron van overlast voor de samenleving. De verdachte heeft door zijn handelen hieraan bijgedragen.
Strafblad
De rechtbank heeft rekening gehouden met het strafblad van de verdachte van 26 februari 2021, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor opiumdelicten. De verdachte heeft in 2018 een forse gevangenisstraf opgelegd gekregen, waarvan een deel voorwaardelijk, voor het plegen van vergelijkbare feiten in vereniging met [medeverdachte 1] . Bovendien heeft hij onderhavig feit in de op dat moment nog lopende proeftijd gepleegd. Dit heeft hem blijkbaar niet weerhouden van het opnieuw plegen van een opiumwetdelict.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 29 december 2020. Uit dit advies blijkt dat sprake is van een gemiddeld recidiverisico. De reclassering adviseert bij veroordeling van de verdachte hem een deels voorwaardelijke straf op te leggen met een aantal bijzondere voorwaarden, zoals een meldplicht en een gedragsinterventie gericht op cognitieve vaardigheden.
Strafmodaliteit en strafmaat
Gelet op de aard en ernst van het feit is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor het vervoeren van deze hoeveelheid harddrugs uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 28 maanden. Er zijn geen oriëntatiepunten voor het geval sprake is van recidive. De rechtbank zal hiermee wel, in strafverhogende zin, rekening houden. Ook houdt de rechtbank rekening met het feit dat uit het dossier blijkt van een meer dan incidentele betrokkenheid bij de handel in harddrugs. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 34 maanden passend en geboden is. Voor oplegging van een voorwaardelijk strafdeel ziet de rechtbank geen aanleiding.

8.De inbeslaggenomen goederen

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de inbeslaggenomen Hyundai zal worden onttrokken aan het verkeer en de BQ telefoon met goednummer [nummer] zal worden verbeurdverklaard.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de Hyundai met [kenteken] onttrekken aan het verkeer. Dit voorwerp is voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien met behulp van dit voorwerp het bewezenverklaarde feit is begaan.
De rechtbank zal de BQ Aquaris telefoon (goednummer [nummer] ) verbeurd verklaren. Dit voorwerp is voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien dit voorwerp aan de verdachte toebehoort en met behulp van dit voorwerp het bewezenverklaarde feit is begaan of voorbereid.
Bij de vaststelling van deze bijkomende straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.

9.De vordering tenuitvoerlegging

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf opgelegd bij vonnis van de rechtbank Rotterdam van 23 november 2018, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie van 22 juli 2020 tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf, waartoe de verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis van de rechtbank te Rotterdam van 23 november 2018, nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat hij zich voor het einde van de proeftijd die bij voormeld vonnis was opgelegd, wederom heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.

10.De voorlopige hechtenis

De voorlopige hechtenis in deze zaak is bij beslissing van 21 januari 2021 met ingang van 25 januari 2021 geschorst tot het moment van de einduitspraak in deze zaak. De voorlopige hechtenis herleeft dan ook van rechtswege op het moment van de einduitspraak van heden 23 maart 2021.
De raadsvrouw van de verdachte heeft verzocht de schorsing van de voorlopige hechtenis op 23 maart 2021 te laten voortduren.
De rechtbank is van oordeel dat de verdediging geen zodanig bijzondere persoonlijke omstandigheden heeft aangevoerd dat die een schorsing van de voorlopige hechtenis rechtvaardigen. De rechtbank wijst, mede gelet op het veroordelend vonnis en de op te leggen straf, het verzoek van de verdediging de schorsing van de voorlopige hechtenis te laten voortduren af.

11.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 33, 33 a, 36b, 36c, 47 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

12.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 4.7 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
34 (VIERENDERTIG) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
de inbeslaggenomen goederen;
verklaart onttrokken aan het verkeer het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp, te weten:
- Personenauto merk Hyundai, [kenteken] ;
verklaart verbeurd:
- BQ Aquaris X5 telefoon, goednummer [nummer] ;
de voorlopige hechtenis;
wijst het schorsingsverzoek van de voorlopige hechtenis af;
de vordering tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf;
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van de rechtbank te Rotterdam van 23 november 2018, gewezen onder parketnummer 10/750178-17, te weten gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.P.M. Loos, voorzitter,
mr. J. Montijn, rechter,
mr. H.M. van Maurik, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. W. Braaksma, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 maart 2021.