Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
2.Het incident tot tussenkomst, subsidiair tot voeging
3.De feiten
“behoort tot de economisch meest voordelige inschrijvingen”en dat de Gemeente voornemens is de opdracht aan [de B.V.] te gunnen.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 februari 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een B.V. en de gemeente Den Haag over een aanbesteding voor asfaltwerken. De gemeente had de inschrijving van de B.V. ongeldig verklaard omdat deze niet voldeed aan de geschiktheidseisen, specifiek de eis dat de inschrijver of diens onderaannemer erkend moest zijn volgens de HTM Erkenningsregeling. De B.V. betwistte deze ongeldigverklaring en stelde dat de gemeente onterecht de gunningsbeslissing had ingetrokken. De rechtbank oordeelde dat de gemeente de HTM Erkenningsregeling op een onwenselijke manier had toegepast, wat leidde tot een beperking van de mededinging. De voorzieningenrechter concludeerde dat de aanbesteding niet op de huidige wijze kon doorgaan, omdat dit in strijd was met de beginselen van het aanbestedingsrecht. De vorderingen van de B.V. om de gunningsbeslissing te herzien werden afgewezen, maar de gemeente werd wel verplicht om de gunningsbeslissing ten gunste van BAM in te trekken. De rechtbank veroordeelde de gemeente en BAM in de proceskosten van de B.V.