Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Eiser is geboren op [geboortedatum] en is van Azerbeidzjaanse nationaliteit. Eiser is op 8 mei 2001 Nederland ingereisd samen met zijn moeder, [naam moeder] , en oma [naam oma] . Eiser was toen zes jaar oud. Eisers moeder heeft op 18 mei 2001 namens eisers een asielaanvraag ingediend. Op 12 augustus 2002 is eisers broer [naam broer] in Nederland geboren.
Ook is door verweerder niet kenbaar in het besluit betrokken dat eiser vanaf zijn zesde jaar in Nederland verblijft, hij hier is opgegroeid, hij geen Azeri spreekt, dat zijn ouders zijn overleden, dat hij geen directe familie meer heeft in Azerbeidzjan en dat eiser zijn vormende jaren in Nederland heeft doorgebracht. Dat verweerder in het voornemen bij de beoordeling of het inreisverbod in strijd is met artikel 8 EVRM wel heeft betrokken dat eiser op zijn zesde naar Nederland is gekomen en dat hij hier is opgegroeid, acht de rechtbank onvoldoende om tot een ander oordeel te leiden. Daargelaten dat die toets betrekking heeft op het inreisverbod (en dus op de vraag of en wanneer eiser opnieuw mag inreizen) en niet op de evenredigheid van de intrekking, volgt ook hieruit niet dat alle hiervoor genoemde omstandigheden in onderlinge samenhang bij de beoordeling zijn betrokken.
Verweerder heeft zich ter zitting nog op het standpunt gesteld dat hij wel degelijk rekening heeft gehouden met alle relevante omstandigheden rekening is gehouden bij de toets of de intrekking evenredig is, ook voor zover dit niet uit het besluit blijkt. Deze stelling leidt niet tot een ander oordeel. Verweerder dient immers in het bestreden besluit kenbaar en gemotiveerd alle omstandigheden in onderlinge samenhang te wegen zodat deze weging vervolgens door de rechtbank getoetst kan worden.