ECLI:NL:RBDHA:2021:2668

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 maart 2021
Publicatiedatum
22 maart 2021
Zaaknummer
Awb 20/4695
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing mvv-aanvraag op basis van artikel 8 EVRM wegens gebrek aan meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en een Guinese eiseres die een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) had aangevraagd om bij haar zoon in Nederland te kunnen verblijven. De aanvraag was afgewezen op basis van het feit dat er geen sprake was van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en haar zoon, zoals vereist onder artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).

Eiseres, 68 jaar oud, en haar zoon, die al sinds 2001 in Nederland woont, stelden dat er wel degelijk sprake was van een bijzondere afhankelijkheidsrelatie. Eiseres had emotionele en financiële steun van haar zoon, die meer dan vijftig keer geld naar haar had overgemaakt en een appartement voor haar had gehuurd. De staatssecretaris betoogde echter dat de banden tussen hen niet verder gingen dan de gebruikelijke relatie tussen een ouder en een meerderjarig kind. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris gelijk had en dat de omstandigheden die door eiseres en haar zoon waren aangevoerd niet voldoende waren om aan te tonen dat er sprake was van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie.

De rechtbank concludeerde dat de mvv-aanvraag terecht was afgewezen en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op de eerstvolgende donderdag na de datum van uitspraak, en er werd melding gemaakt van de mogelijkheid om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/4695

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres],
geboren op [geboortedatum],
van Guinese nationaliteit,
V-nummer [nummer], eiseres,
(gemachtigde: M.L. Jalloh),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. A.M. Luigjes).20/4695

Procesverloop

Bij besluit van 11 december 2019 heeft verweerder de voor eiseres ingediende aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met als verblijfsdoel ‘verblijf bij [referent] als familie- of gezinslid op grond van artikel 8 EVRM’, afgewezen.
Bij besluit van 25 mei 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 februari 2021. Eiseres is verschenen bij haar gemachtigde, [referent], tevens referent. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres, die nu 68 jaar oud is, en haar zoon, [referent] (hierna: referent), willen graag dat zij naar Nederland toekomt, zodat referent hier voor haar kan zorgen. Referent heeft daarom voor eiseres een mvv-aanvraag ingediend voor het uitoefenen van gezinsleven in het kader van artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Deze aanvraag is afgewezen door verweerder.
2. Om een mvv op grond van artikel 8 van het EVRM te kunnen krijgen, moet tussen eiseres en referent sprake zijn van familie- en gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM. Tussen meerderjarigen, zoals eiseres en referent, is dat alleen zo als tussen hen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie (more than normal emotional ties); het moet de gebruikelijke banden tussen een ouder en meerderjarig kind overstijgen. Dit is een strenge eis.
3. Uit het bestreden besluit en de toelichting van verweerder ter zitting blijkt dat verweerder vindt dat tussen eiseres en referent wel sprake is van nauwe, hechte banden, maar dat deze banden gebruikelijk zijn tussen een ouder en meerderjarig kind. Verweerder heeft daarbij gekeken naar alle omstandigheden die eiseres en referent hebben aangevoerd. Die omstandigheden zijn volgens verweerder - ook samen - niet zo bijzonder dat wordt voldaan aan de strenge eis van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. Verweerder vindt bijvoorbeeld dat de aanwezigheid van eiseres bij het huwelijk en de geboorte van het oudste kind van referent, dat zij samen op vakantie zijn geweest en dat referent eiseres in een aantal opvolgende jaren heeft bezocht, gebruikelijke, normale contact- en bezoekmomenten tussen een ouder en meerderjarig kind zijn.
Eiseres en referent wonen ook al langere tijd niet samen. Referent is al sinds november 2001 in Nederland. Ook vindt verweerder dat de financiële steun van referent aan eiseres in Guinee niet de gebruikelijke banden overstijgt, en dat referent hier vanuit Nederland mee kan doorgaan. Wat is aangevoerd over de veiligheidssituatie in Guinee en de medische situatie van eiseres vindt verweerder ook onvoldoende om een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie aan te nemen.
4. Eiseres en referent zijn het hier niet mee eens. Zij vinden dat er wel sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen hen. Zij wijzen op de emotionele steun die eiseres krijgt van referent, en zijn financiële steun. Referent heeft op de zitting verteld dat hij sinds zijn komst naar Nederland meer dan vijftig keer geld naar zijn moeder heeft overgemaakt en dat hij een appartement voor haar heeft gehuurd. Daar gaat de Rental Agreement over die hij naar de rechtbank heeft gestuurd. Ook wijzen eiseres en referent op de veiligheidssituatie van eiseres in Guinee - onderbouwd met een rapport van Amnesty International - en haar medische toestand. Die is onderbouwd met een medische verklaring van dr. Moussa Conde van
22 juni 2020 en diverse ‘Ordonnance medicale’.
5.
De rechtbank oordeelt dat verweerder gelijk heeft en zal hieronder uitleggen hoe zij tot dat oordeel komt.
Eiseres en referent wonen al heel lang niet meer samen. Dat eiseres aanwezig was bij voor referent belangrijke gebeurtenissen maakt niet dat daarom sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. Verweerder wijst er terecht op dat referent eiseres vanuit Nederland financieel kan blijven ondersteunen. Net als verweerder ziet de rechtbank wel dat eiseres medische klachten heeft. Dat blijkt uit de overgelegde stukken en wat referent op de zitting heeft verklaard, dat zijn moeder slecht slaapt en rugklachten heeft. Maar hieruit blijkt niet dat eiseres vanwege haar gezondheid (exclusief) afhankelijk is van referent.
Dat dat niet zo is, mag verweerder zwaar laten wegen.
De algemeen slechte veiligheidssituatie in Guinee en de wens dat eiseres in een veilige omgeving woont, heeft verweerder ook onvoldoende kunnen vinden om aan te nemen dat tussen eiseres en referent sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. Over het overgelegde arrestatiebevel heeft verweerder terecht opgemerkt dat niet vaststaat dat eiseres (ten onrechte) is veroordeeld of gaat worden en dat ook niet vaststaat dat eiseres geen juridische hulp kan krijgen als dat nodig is.
6.
Omdat geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en referent is ook geen sprake van familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM. De mvv-aanvraag, die is ingediend voor het uitoefenen van gezinsleven in het kader van artikel 8 EVRM, is daarom terecht afgewezen.
7.
De rechtbank vindt begrijpelijk dat referent graag wil dat zijn moeder naar Nederland komt, maar zij voldoen niet aan de voorwaarden die bij deze aanvraag horen. Ook de gemachtigde van verweerder heeft op de zitting begrip getoond voor de situatie van referent en zijn wens om zijn moeder te laten overkomen naar Nederland, juist ook vanwege de veiligheidssituatie in Guinee. Zij heeft nog op eventuele andere mogelijkheden voor overkomst van eiseres gewezen, zoals een aanvraag op grond van de medische situatie van eiseres of een asielaanvraag. Ook heeft zij erop gewezen dat het misschien een goed idee is als referent een professioneel gemachtigde inschakelt, als hij naar andere mogelijkheden wil kijken.
8.
Het beroep is ongegrond.
9.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Vollebregt-Kuipers, rechter, in aanwezigheid van mr. W. Markwat, griffier, op
De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende donderdag na deze datum.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.
Artikel 85 van de Vw 2000 bepaalt dat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak bevat. Artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (herstel verzuim) is niet van toepassing.