Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
3. Uit het bestreden besluit en de toelichting van verweerder ter zitting blijkt dat verweerder vindt dat tussen eiseres en referent wel sprake is van nauwe, hechte banden, maar dat deze banden gebruikelijk zijn tussen een ouder en meerderjarig kind. Verweerder heeft daarbij gekeken naar alle omstandigheden die eiseres en referent hebben aangevoerd. Die omstandigheden zijn volgens verweerder - ook samen - niet zo bijzonder dat wordt voldaan aan de strenge eis van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. Verweerder vindt bijvoorbeeld dat de aanwezigheid van eiseres bij het huwelijk en de geboorte van het oudste kind van referent, dat zij samen op vakantie zijn geweest en dat referent eiseres in een aantal opvolgende jaren heeft bezocht, gebruikelijke, normale contact- en bezoekmomenten tussen een ouder en meerderjarig kind zijn.
22 juni 2020 en diverse ‘Ordonnance medicale’.
De rechtbank oordeelt dat verweerder gelijk heeft en zal hieronder uitleggen hoe zij tot dat oordeel komt.
Omdat geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en referent is ook geen sprake van familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM. De mvv-aanvraag, die is ingediend voor het uitoefenen van gezinsleven in het kader van artikel 8 EVRM, is daarom terecht afgewezen.
De rechtbank vindt begrijpelijk dat referent graag wil dat zijn moeder naar Nederland komt, maar zij voldoen niet aan de voorwaarden die bij deze aanvraag horen. Ook de gemachtigde van verweerder heeft op de zitting begrip getoond voor de situatie van referent en zijn wens om zijn moeder te laten overkomen naar Nederland, juist ook vanwege de veiligheidssituatie in Guinee. Zij heeft nog op eventuele andere mogelijkheden voor overkomst van eiseres gewezen, zoals een aanvraag op grond van de medische situatie van eiseres of een asielaanvraag. Ook heeft zij erop gewezen dat het misschien een goed idee is als referent een professioneel gemachtigde inschakelt, als hij naar andere mogelijkheden wil kijken.
Het beroep is ongegrond.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.