ECLI:NL:RBDHA:2021:2667
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van aanvragen tot machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis voor Eritrese echtgenote en pleegkinderen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 maart 2021 uitspraak gedaan in het bestuursrechtelijke geschil tussen eisers, bestaande uit een Eritrese echtgenote en haar pleegkinderen, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank behandelt de aanvragen tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. De aanvragen zijn afgewezen door de Staatssecretaris, die oordeelt dat de identiteit en de familierechtelijke relatie van de eisers met de referent onvoldoende zijn aangetoond. De rechtbank overweegt dat eiseres 1, de echtgenote, geen officiële documenten heeft overgelegd die haar huwelijk en identiteit bevestigen. De rechtbank wijst erop dat de huwelijksakte niet als substantieel bewijs kan worden aangemerkt, omdat de spelling van de naam van het bisdom niet overeenkomt met de officiële naam. Bovendien was eiseres 1 ten tijde van het huwelijk minderjarig, waardoor het huwelijk volgens Eritrees recht niet rechtsgeldig is.
Wat betreft de pleegkinderen, oordeelt de rechtbank dat er onvoldoende bewijs is dat zij daadwerkelijk pleegkinderen zijn van de referent. De verklaringen van de referent over hun achtergrond zijn ongeloofwaardig en er zijn geen officiële documenten overgelegd die de identiteit van de biologische ouders bevestigen. De rechtbank concludeert dat de eisers niet hebben aangetoond dat zij niet over de benodigde documenten kunnen beschikken. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de aanvragen door de Staatssecretaris in stand blijft. De uitspraak benadrukt de noodzaak van officiële documenten in nareiszaken en de rol van bewijsnood in de beoordeling van dergelijke aanvragen.