ECLI:NL:RBDHA:2021:2663
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag wegens ongeloofwaardigheid van het relaas en onvoldoende bewijs van politieke vervolging
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 9 maart 2021 uitspraak gedaan in een asielzaak. Eiser, een man met een V-nummer, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 8 februari 2020 werd afgewezen. Na een heroverweging op 29 juli 2020, waarbij het eerdere besluit werd ingetrokken, heeft eiser aanvullende beroepsgronden ingediend. Tijdens de zitting op 10 februari 2021 heeft eiser zijn relaas toegelicht, waarbij hij stelde dat hij in Bangladesh te vrezen heeft vanwege zijn politieke activiteiten en betrokkenheid bij een protest tegen een invloedrijke familie die gelieerd is aan de autoriteiten.
De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser zijn relaas niet aannemelijk heeft gemaakt. De rechtbank vond dat eiser vaag was over de rol van de familie en niet kon onderbouwen hoe deze familie in staat was om de inwoners van zijn dorp te beletten om te vissen. Ook zijn verklaringen over het protest en zijn rol daarin werden als ongeloofwaardig beschouwd. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat hij een prominente rol had binnen de politieke beweging en dat hij daadwerkelijk werd vervolgd door de autoriteiten. De rechtbank concludeerde dat de documenten die eiser had overgelegd, waaronder een vonnis van een Bengaalse rechtbank, onvoldoende steun boden voor zijn verklaringen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de asielaanvraag van eiser terecht is afgewezen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gemaakt op 9 maart 2021 en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na bekendmaking.