ECLI:NL:RBDHA:2021:2663

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 maart 2021
Publicatiedatum
22 maart 2021
Zaaknummer
NL20.5686
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag wegens ongeloofwaardigheid van het relaas en onvoldoende bewijs van politieke vervolging

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 9 maart 2021 uitspraak gedaan in een asielzaak. Eiser, een man met een V-nummer, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 8 februari 2020 werd afgewezen. Na een heroverweging op 29 juli 2020, waarbij het eerdere besluit werd ingetrokken, heeft eiser aanvullende beroepsgronden ingediend. Tijdens de zitting op 10 februari 2021 heeft eiser zijn relaas toegelicht, waarbij hij stelde dat hij in Bangladesh te vrezen heeft vanwege zijn politieke activiteiten en betrokkenheid bij een protest tegen een invloedrijke familie die gelieerd is aan de autoriteiten.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser zijn relaas niet aannemelijk heeft gemaakt. De rechtbank vond dat eiser vaag was over de rol van de familie en niet kon onderbouwen hoe deze familie in staat was om de inwoners van zijn dorp te beletten om te vissen. Ook zijn verklaringen over het protest en zijn rol daarin werden als ongeloofwaardig beschouwd. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat hij een prominente rol had binnen de politieke beweging en dat hij daadwerkelijk werd vervolgd door de autoriteiten. De rechtbank concludeerde dat de documenten die eiser had overgelegd, waaronder een vonnis van een Bengaalse rechtbank, onvoldoende steun boden voor zijn verklaringen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de asielaanvraag van eiser terecht is afgewezen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gemaakt op 9 maart 2021 en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL20.5686
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. R.M. Boesjes),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. V. Schreuder).

Procesverloop

Bij besluit van 8 februari 2020 heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als ongegrond. Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld.
Bij besluit van 29 juli 2020 heeft verweerder het besluit van 8 februari 2020 ingetrokken en heeft verweerder opnieuw op de aanvraag beslist (het bestreden besluit).
Tegen het bestreden besluit heeft eiser aanvullende beroepsgronden ingediend. Verweerder heeft op 28 december 2020 een verweerschrift ingediend
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 februari 2021. Eiser is ter zitting verschenen. Zijn gemachtigde heeft aan de zitting deelgenomen via Skype for Business. Als tolk is verschenen P. Ghosh. Ook hij heeft via Skype for Business deelgenomen.
Verweerder heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag, samengevat, ten grondslag gelegd dat hij in Bangladesh te vrezen heeft vanwege zijn politieke activiteiten. Hij is sinds 2004 betrokken bij de politieke beweging [politieke beweging]. De invloedrijke familie [familienaam] , die aan de Bengaalse autoriteiten is gelieerd, heeft mensen in het dorp van eiser verboden om te vissen in een nabijgelegen meer. De familie [familienaam] wilde zich het meer toe-eigenen. Tegen dit verbod heeft eiser op 18 augustus 2017 een protest georganiseerd met dorpelingen. Dit protest is uitgelopen op een gevecht tussen de protesteerders en de autoriteiten. Eiser heeft vernomen dat [familienaam] (hierna: [familienaam] ) hem wilde vermoorden, vanwege het feit dat eiser het
protest had georganiseerd. Eiser vreest nu dat hij bij terugkeer naar Bangladesh wordt vervolgd door de familie [familienaam] en de Bengalese autoriteiten. Ter onderbouwing van zijn relaas heeft eiser diverse documenten overgelegd.
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser;
2. de problemen van eiser met [familienaam] en de Bengaalse autoriteiten;
3. het lidmaatschap van eiser van de [politieke beweging] en de activiteiten voor die partij.
3. In het bestreden besluit stelt verweerder zich op het standpunt dat element 1 wél, maar de elementen 2 en 3 niet geloofwaardig zijn. Ter zitting heeft verweerder het standpunt ingenomen dat element 3 toch geloofwaardig is, maar dat verweerder het niet aannemelijk vindt dat eiser een voorname functie binnen de [politieke beweging] had.
4. De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Niet ten onrechte heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiser vaag heeft verklaard over de positie van (de familie) [familienaam] . Eiser heeft niet aannemelijk weten te maken hoe [familienaam] in staat was om de inwoners van het dorp van eiser te beletten om te vissen in het meer. Onduidelijk is gebleven hoe de Bengaalse autoriteiten en “terreurmensen” van [familienaam] daarbij hebben kunnen helpen. Evenmin heeft eiser inzichtelijk weten te maken dat en hoe [familienaam] gelieerd was aan de Bengaalse autoriteiten en waarop de gestelde (politieke) invloed van [familienaam] gebaseerd was. De documenten die eiser over [familienaam] heeft ingebracht (o.a. foto’s en berichten op Facebook) bieden in dit verband onvoldoende inzicht.
6. Verweerder heeft voorts geen geloof hoeven hechten aan de verklaringen van eiser omtrent de protestactie. Zo heeft eiser niet weten te verklaren hoeveel personen hij heeft benaderd om deel te nemen aan het protest en hoe hij dat heeft gedaan. Verweerder heeft het verder niet ten onrechte bevreemdend gevonden dat het protest volgens eiser door ongeveer 100 mensen is georganiseerd, terwijl er maar ongeveer 60-70 mensen aan hebben deelgenomen. Voorts heeft verweerder mogen aanvoeren dat eiser niet inzichtelijk heeft gemaakt hoe hij heeft kunnen ontsnappen aan de gevechten die bij het protest waren ontstaan. De verklaring van eiser dat hij niet is achtervolgd, omdat de terreurgroep hem niet heeft durven volgen naar een ander gebied, heeft verweerder onvoldoende concreet mogen vinden. Eiser heeft de verklaringen over zijn rol bij het protest en de toedracht van de gevechten niet afdoende kunnen onderbouwen met het krantenartikel uit de Daily Shyamol Sylhet van 19 augustus 2017. Nog afgezien van het feit dat verweerder de echtheid van dit artikel niet heeft kunnen vaststellen, geeft het artikel inhoudelijk geen concrete ondersteuning aan het relaas van eiser. Van andere documenten die eiser heeft ingebracht (o.a. verklaringen van zijn broer en van zijn advocaat) is de betrouwbaarheid en objectiviteit niet vast te stellen.
7. Eiser heeft kort voor de zitting een vonnis overgelegd van een Bengaalse rechtbank. Uit dit vonnis blijkt dat eiser onlangs is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor zijn betrokkenheid bij geweldsincidenten op 18 augustus 2017. Niet ten onrechte heeft verweerder ter zitting het standpunt ingenomen dat dit vonnis onvoldoende steun geeft aan de verklaringen van eiser omtrent zijn rol bij het protest, de aanleiding voor dat protest en de toedracht van de gevechten. Zijn stelling dat het een door [familienaam] politiek geïnspireerd proces is geweest, heeft eiser onvoldoende onderbouwd. Al om deze reden kan aan het vonnis niet
de waarde worden gehecht die eiser daaraan toegekend wil zien. De overige materiële en formele geschilpunten met betrekking tot dit document laat de rechtbank dan ook onbesproken.
8. Samenvattend en concluderend is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser zijn relaas niet aannemelijk heeft gemaakt. Zo heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij een prominente rol heeft vervuld binnen de [politieke beweging]. Ook heeft hij niet aannemelijk weten te maken dat hij een vooraanstaande rol heeft gespeeld bij een protest op 18 augustus 2017, wat de aanleiding voor dit protest was en wat de toedracht van de gevechten op die dag was. Verweerder heeft mogen stellen dat uit de verklaringen van eiser niet aannemelijk is geworden dat hij op basis van gebeurtenissen op 18 augustus 2017 bij [familienaam] en/of de Bengaalse autoriteiten als opposant in beeld is gekomen, dan wel dat hij al eerder als zodanig bekend stond. Dat een broer van eiser sinds december 2017 is vermist door toedoen van [familienaam] en dat dit verband hield met het protest in augustus 2017, heeft eiser niet aannemelijk kunnen maken. De aangifte van vermissing die eiser in dit verband heeft ingebracht geeft onvoldoende ondersteuning aan deze verklaring.
9. Al gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eisers asielrelaas ongeloofwaardig is. De overige geschilpunten tussen partijen over allerlei aspecten van het relaas van eiser kunnen dit oordeel niet anders maken.
10. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op asielgerelateerde gronden. Het beroep is dus ongegrond en verweerder heeft de asielaanvraag terecht afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. A.E. van Gestel, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op
09 maart 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl.

Documentcode: [Documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.