ECLI:NL:RBDHA:2021:2613
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuursrechtelijke procedure inzake herhaald rekest van eiser tegen besluiten van de staatssecretaris van Defensie
Op 19 maart 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigden, en de staatssecretaris van Defensie. De zaak betreft een herhaald rekest van eiser om de looptijd in rang als sergeant-majoor bij het commando landstrijdkrachten te betrekken bij de huidige rang van sergeant-majoor bij het commando zeestrijdkrachten. Eiser had eerder, op 20 december 2018, een verzoek ingediend dat door verweerder was afgewezen. Dit besluit was echter niet voorzien van een rechtsmiddelenclausule, waardoor eiser geen mogelijkheid had om bezwaar aan te tekenen. Eiser heeft vervolgens op 21 september 2020 een herhaald rekest ingediend, dat wederom werd afgewezen. Hierop heeft eiser bezwaar gemaakt tegen beide besluiten, wat leidde tot de huidige procedure.
Tijdens de zitting op 18 februari 2021 heeft de rechtbank de argumenten van eiser gehoord, waarbij eiser stelde dat hij niet in staat was geweest om zijn bezwaren tegen de onderliggende stukken, zoals de puntentelling, naar voren te brengen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het besluit van 21 september 2020 vernietigd dient te worden, omdat de bezwaarprocedure niet correct was doorlopen. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard en verweerder opgedragen om inhoudelijk te beslissen op het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit van 20 december 2018. Tevens is verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1068,-, en het griffierecht van € 178,- dient aan eiser te worden vergoed.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.