In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, adjudant, en de staatssecretaris van Defensie. De eiser had gesolliciteerd naar de functie van seniormedewerker executieve ondersteuning, maar zijn sollicitatie werd afgewezen omdat hij niet voldeed aan de eis van een maximale functieduur van 5 jaar tot aan de datum van Functioneel Leeftijd Ontslag (FLO). De eiser was van mening dat deze eis niet gerechtvaardigd was, aangezien de vacature geen uitloopstoel betrof en het loopbaanbeleid niet in lijn was met het Algemeen militair Ambtenarenreglement (AMAR).
De rechtbank overwoog dat de staatssecretaris discretionaire bevoegdheid heeft bij functietoewijzing en dat de gestelde eisen redelijk waren. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet verplicht was om de functie aan de eiser toe te wijzen, ondanks zijn lange staat van dienst en ervaring. De rechtbank concludeerde dat het beroep van de eiser ongegrond was, en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt de ruimte die de overheid heeft bij het stellen van selectiecriteria en de terughoudendheid van de rechter bij het toetsen van dergelijke besluiten.