ECLI:NL:RBDHA:2021:2607

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 maart 2021
Publicatiedatum
19 maart 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 5822
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing sollicitatie seniormedewerker executieve ondersteuning op basis van selectiecriteria en functieduur

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, adjudant, en de staatssecretaris van Defensie. De eiser had gesolliciteerd naar de functie van seniormedewerker executieve ondersteuning, maar zijn sollicitatie werd afgewezen omdat hij niet voldeed aan de eis van een maximale functieduur van 5 jaar tot aan de datum van Functioneel Leeftijd Ontslag (FLO). De eiser was van mening dat deze eis niet gerechtvaardigd was, aangezien de vacature geen uitloopstoel betrof en het loopbaanbeleid niet in lijn was met het Algemeen militair Ambtenarenreglement (AMAR).

De rechtbank overwoog dat de staatssecretaris discretionaire bevoegdheid heeft bij functietoewijzing en dat de gestelde eisen redelijk waren. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet verplicht was om de functie aan de eiser toe te wijzen, ondanks zijn lange staat van dienst en ervaring. De rechtbank concludeerde dat het beroep van de eiser ongegrond was, en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt de ruimte die de overheid heeft bij het stellen van selectiecriteria en de terughoudendheid van de rechter bij het toetsen van dergelijke besluiten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/5822

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 maart 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en

de staatssecretaris van Defensie, verweerder

(gemachtigde: mr. H. Zilverberg).

Procesverloop

Bij besluit van 1 april 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder besloten de functie van seniormedewerker executieve ondersteuning niet aan eiser toe te wijzen.
Bij besluit van 29 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 februari 2021, door middel van een video-verbinding.
Eiser is verschenen.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser, adjudant, heeft op 18 april 2019 zijn belangstelling getoond voor de vacature van seniormedewerker executieve ondersteuning bij de afdeling LTC/BTBB/BUR EXE OST (arbeidsplaatsnummer 00396131).
In de vacaturepublicatie, in de rubriek wie kan solliciteren wordt bij de rang van adjudant-onderofficier de volgende eisen genoemd:
1. op genoemde peildatum voldoen aan de functie-eisen zoals vermeld In de
functiebeschrijving en de vacaturetekst en;
2. op de genoemde peildatum een volledige functieduur In de rang van adjudant­ onderofficier hebben voltooid en;
3. op genoemde peildatum maximaal een functieduur (5 jaar) te vervullen hebben tot aan datum LOM (leeftijdsontslag militairen). Tijdens de administratieve voorselectie wordt op basis van de huidige einddatum van de aanstelling (contract) in relatie tot de peildatum van deze vacature in Peoplesoft getoetst of de sollicitant voldoende rendement heeft
2 Bij het primaire besluit is aan eiser medegedeeld dat de functie niet aan hem is toegewezen omdat hij niet voldoet aan de eis van korter dan 5 jaar voor de FLO (Functioneel Leeftijd Ontslag).
In het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd.
3 Eiser kan zich niet vinden in de afwijzing en voert aan dat verweerder de eis van
5 jaar voor de FLO niet heeft mogen stellen. De vacature betreft namelijk geen uitloopstoel.
Daarnaast sluit het loopbaanbeleid 2016 niet aan bij het huidige Algemeen militair Ambtenarenreglement (AMAR). In het bestreden besluit wordt verwezen naar artikel 19, eerste lid, aanhef en onder a en b, van het AMAR. Dat verwijst naar opbouw kennis, ervaring en vaardigheden. Eiser voldoet met zijn lange staat van dienst aan deze voorwaarde. Tot slot heeft verweerder ten onrechte nagelaten eiser te horen in bezwaar.
4 De rechtbank overweegt als volgt.
Wat betreft het selectiecriterium dat de vacature bij adjudant-onderofficieren alleen is opengesteld voor personen die maximaal 5 jaar tot aan datum LOM te vervullen hebben, overweegt de rechtbank dat verweerder op het gebied van functietoewijzing, met inbegrip van de te hanteren functie-eisen, een discretionaire bevoegdheid toekomt. Bij de gebruikmaking van deze bevoegdheid heeft verweerder een grote vrijheid. Dit betekent dat de rechtbank een besluit slechts terughoudend kan toetsen.
In hetgeen eiser naar voren heeft gebracht, ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat verweerder dit selectiecriterium niet in redelijkheid mocht stellen. Verweerder hanteert specifieke eisen op het gebied van een evenwichtige opbouw van het personeelsbestand en heeft – zoals verweerder heeft gemotiveerd in het verweerschrift – de geambieerde functie om die reden voor adjudant-onderofficieren enkel opengesteld voor personen die maximaal 5 jaar tot aan datum LOM te vervullen hebben.
Aangezien niet in geschil is dat eiser niet voldoet aan deze eis van 5 jaar, heeft verweerder in redelijkheid de sollicitatie van eiser voor de geambieerde functie kunnen afwijzen. De omstandigheid dat eiser ruime kennis en ervaring heeft kan, gelet op de discretionaire bevoegdheid van verweerder, niet tot het oordeel leiden dat verweerder verplicht was de functie aan eiser toe te wijzen. Van strijd met artikel 19 van het AMAR is dan ook geen sprake.
Daarnaast heeft verweerder ter zitting toegelicht dat de geambieerde functie inderdaad niet een standaard uitloopfunctie betreft maar dat daartoe in voorkomende gevallen wel toe overgegaan kan worden. Dat hangt af van de hoeveelheid reacties op de opengestelde vacature. Indien verweerder de vacature niet gevuld krijgt wordt er toestemming gevraagd om de functie als uitloopfunctie te publiceren. Daarbij kan verweerder de zoekslag ook nog verder sturen met het maximumaantal jaar tot aan datum LOM. Zo wordt soms ook gekozen voor 7 jaar tot aan datum LOM, om zo meer kans te creëren op een geschikte kandidaat.
Eisers betoog dat de vacature geen uitloopstoel betreft kan dan ook niet slagen.
5 Wat betreft het beroep van eiser op de schending van de hoorplicht overweegt de rechtbank dat van het horen in bezwaar slechts met toepassing van artikel 7:3, aanhef, en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht mag worden afgezien, indien op voorhand redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een andersluidend besluit. De rechtbank is, gelet op dat wat hiervoor is overwogen over de gestelde nieuwe feiten of omstandigheden van oordeel dat sprake is van een kennelijk ongegrond bezwaar en dat verweerder daarom van horen heeft kunnen afzien. Deze beroepsgrond slaagt niet
6 Het beroep is ongegrond.
7 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Badermann, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hoger beroepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.