ECLI:NL:RBDHA:2021:2497
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag wegens verantwoordelijkheid Duitsland
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 4 januari 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was de verweerder in deze procedure. De aanvraag van de verzoeker werd niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 16 december 2020, maar de verzoeker en zijn gemachtigde waren niet verschenen. De verweerder was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Tijdens de zitting werd ook de behandeling van een andere zaak, NL20.19696, besproken. De voorzieningenrechter heeft in deze uitspraak geoordeeld dat, gezien de uitspraak in de andere zaak, een voorlopige voorziening niet meer nodig was. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, in aanwezigheid van griffier mr. S. Zohrabian. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.