ECLI:NL:RBDHA:2021:2492
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen overdracht aan Duitse autoriteiten in asielprocedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiser, een Nigeriaanse nationaliteit, in beroep ging tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het bestreden besluit, genomen op 28 oktober 2020, hield in dat eiser zou worden overgedragen aan de autoriteiten van Duitsland. Eiser had eerder een asielaanvraag ingediend en was in een eerdere uitspraak op 16 november 2020 in het ongelijk gesteld. Hij heeft verzet aangetekend tegen deze uitspraak en verzocht om een voorlopige voorziening om uitzetting te voorkomen.
Tijdens de zitting op 1 maart 2021 heeft de rechtbank het verzet gegrond verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen. De rechtbank oordeelde dat eiser niet mocht worden overgedragen totdat op het beroep was beslist. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen sprake was van een vrijwillige overdracht aan Duitsland, zoals door verweerder werd gesteld. De rechtbank concludeerde dat de overdrachtstermijn was verstreken en dat het bestreden besluit niet op een juiste grondslag was genomen.
De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.869,-. De uitspraak is gedaan door mr. A.K. Mireku, rechter, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.