ECLI:NL:RBDHA:2021:2480
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak na niet-ontvankelijk verklaring aanvraag verblijfsvergunning
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 4 januari 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De zaak betreft een verzoeker die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, maar wiens aanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 20 augustus 2020 niet-ontvankelijk was verklaard. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 30 september 2020, waarbij de verzoeker werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. E. van Hoof, en de verweerder door mr. N. Vollebergh.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er inmiddels een uitspraak is gedaan in de aanverwante zaak NL20.16032, waardoor een voorlopige voorziening niet meer nodig is. Om deze reden heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, in aanwezigheid van griffier mr. S. Zohrabian, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.