In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 maart 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, een vrouw van Sierra Leoonse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de aanvraag ongegrond was. Eiseres had aangevoerd dat zij vreesde voor haar leven bij terugkeer naar Sierra Leone, vanwege de moord op haar vader en de bedreigingen door haar tante. De rechtbank stelde vast dat eiseres niet kon worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag en dat er geen gegronde vrees voor vervolging of een reëel risico op onmenselijke behandeling was aangetoond. De rechtbank oordeelde dat verweerder zich op het standpunt had mogen stellen dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij bij terugkeer naar Sierra Leone een reëel risico op ernstige schade liep. De rechtbank concludeerde dat de asielaanvraag terecht was afgewezen als ongegrond, en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. J.J. Catsburg, in aanwezigheid van griffier mr. E. Diele, en werd openbaar gemaakt op 9 maart 2021.