ECLI:NL:RBDHA:2021:2451
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verlenging ondertoezichtstelling in een gezinszaak met minderjarigen
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 5 maart 2021 uitspraak gedaan over het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. Het verzoek was ingediend door de Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland, die als gecertificeerde instelling optreedt. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de minderjarigen in raadkamer zijn gehoord. De moeder van de kinderen, die het ouderlijk gezag heeft, heeft verweer gevoerd tegen het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de situatie van het gezin is verbeterd. De moeder heeft zelf hulp weten te vinden en de minderjarigen hebben aangegeven geen behoefte te hebben aan aanvullende gedwongen hulp. De kinderrechter heeft overwogen dat de gronden voor ondertoezichtstelling, zoals genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek, niet of onvoldoende aanwezig zijn. De ex-partner van de moeder is al geruime tijd uit beeld, wat heeft bijgedragen aan de verbetering van de thuissituatie. Hoewel de schoolresultaten van de minderjarigen aan de lage kant zijn, zijn er geen concrete zorgen over hun toekomst.
De kinderrechter heeft uiteindelijk besloten het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling af te wijzen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. A.J. Japenga, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Kokx als griffier. De schriftelijke uitwerking van de beschikking is vastgesteld op 11 maart 2021. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoeker en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.