ECLI:NL:RBDHA:2021:2446

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 maart 2021
Publicatiedatum
17 maart 2021
Zaaknummer
C/09/606512 / JE RK 21-117
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanhouding van ondertoezichtstelling van minderjarigen wegens onvoldoende onderbouwde zorgen

In deze zaak heeft de kinderrechter op 5 maart 2021 uitspraak gedaan over het verzoek tot ondertoezichtstelling van vier minderjarigen, ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de zorgen over de minderjarigen, waaronder schoolverzuim en de zwangerschap van een van de minderjarigen, onvoldoende concreet zijn onderbouwd om te kunnen spreken van ernstige ontwikkelingsbedreigingen. De moeder van de minderjarigen is niet gehoord tijdens de zitting, wat de kinderrechter als onwenselijk heeft beoordeeld. De Raad had verzocht om ondertoezichtstelling voor een periode van één jaar, maar de kinderrechter heeft besloten de behandeling van het verzoek aan te houden voor vier maanden, zodat de Raad nader onderzoek kan doen naar de thuissituatie en de zorgen kan onderbouwen. De kinderrechter benadrukt het belang van de medewerking van de moeder aan dit onderzoek. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de schriftelijke uitwerking vastgesteld op 11 maart 2021.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/606512 / JE RK 21-117
Datum uitspraak: 5 maart 2021

Beschikking van de kinderrechter

Ondertoezichtstelling; aanhouding

in de zaak naar aanleiding van het op 26 januari 2021 ingekomen verzoekschrift van:
de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden(hierna te noemen: de Raad),
betreffende:
- [minderjarige 1]geboren op [geboortedag 1] 2004 te [geboorteplaats 1]
hierna te noemen: [minderjarige 1] ;
- [minderjarige 2]geboren op [geboortedag 2] 2006 te [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] ;
-
[minderjarige 3]geboren op [geboortedag 3] 2007 te [geboorteplaats 3] ,
hierna te noemen: [minderjarige 3] ;
-
[minderjarige 4], geboren op [geboortedag 4] 2009 te [geboorteplaats 3] ,
hierna te noemen: [minderjarige 4] ,
hierna gezamenlijk ook te noemen: de minderjarigen.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[de vrouw]

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. J.J.C. Engels te Heerhugowaard.
De kinderrechter merkt als informant aan:
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift en Raadsrapport;
- de e-mail d.d. 4 maart 2021 van de advocaat van de moeder.
Op 5 maart 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- mw. [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad;
- [vertegenwoordigers van de GI] namens de gecertificeerde instelling.
De advocaat van de moeder heeft de zitting telefonisch bijgewoond.
De moeder is opgeroepen en niet verschenen.
[minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] zijn in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek, maar hebben daarvan geen gebruik gemaakt.

Feiten

- Het huwelijk van de vader van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] en de moeder is door echtscheiding ontbonden.
- Het ouderlijk gezag van de vader van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] , [de man] is bij beschikking d.d. 19 augustus 2015 van de rechtbank Noord-Holland beëindigd.
- De moeder is belast met het eenhoofdig ouderlijk gezag over de minderjarigen.
- De minderjarigen verblijven feitelijk bij de moeder.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] voor de periode van één jaar. De Raad heeft het volgende aan het verzoek ten grondslag gelegd. Er zijn grote zorgen over de minderjarigen. Er is sprake van veelvuldig schoolverzuim, waardoor hun resultaten verslechterd zijn. [minderjarige 1] is zwanger en komt de afspraken met de verloskundige niet na. In de opvoedsituatie bij de moeder is geregeld niet bekend waar de minderjarigen zijn en met wie zij omgaan. De moeder lijkt alleen te staan in de opvoeding en verzorging van haar negen kinderen. Zij houdt zich echter afzijdig van iedere bemoeienis vanuit de Raad, school en de hulpverlening. Het is lastig om met de moeder in contact te komen. Wanneer de moeder wel in contact treedt, lukt het goed om met haar in gesprek te gaan over de zorgen. Vanwege de coronamaatregelen is tijdens het raadsonderzoek geen huisbezoek afgelegd. Doordat er ook geen preventieve jeugdbeschermer betrokken is geweest, is er geen zicht op de thuissituatie.
Namens de moeder is verweer gevoerd. De advocaat van de moeder heeft allereerst aangegeven dat zij verschillende pogingen heeft gedaan de zaak te laten verplaatsen, omdat zowel de advocaat als de moeder verhinderd waren om op de zitting aanwezig te zijn, maar dat dit niet is gelukt omdat de Raad niet akkoord ging met uitstel. Het is echter van groot belang dat de kinderrechter de moeder zelf kan horen voor een vollediger beeld van de situatie. In reactie op de inhoud van het verzoekschrift heeft de advocaat verzocht het verzoek tot ondertoezichtstelling af te wijzen, omdat aan de gronden voor ondertoezichtstelling niet is voldaan. De zwangerschap van [minderjarige 1] kan niet zonder meer worden gekenmerkt als een ernstige ontwikkelingsbedreiging. Er is niet vastgesteld dat de zorgen over het gedrag van [minderjarige 4] op school voortkomen uit de opvoedsituatie of de gezinsdynamiek bij de moeder. De advocaat, die het gezin al lang kent, weet dat het drukke gedrag mogelijk door zijn karakterstructuur komt. De zorgen over [minderjarige 2] en [minderjarige 3] zijn geheel niet gespecificeerd of onderbouwd. De Raad heeft het verzoek op algemeenheden gebaseerd, zoals het niet nakomen van afspraken of het niet bereikbaar zijn. Het gebrek aan zicht op de thuissituatie komt doordat hier geen onderzoek naar is gedaan, bijvoorbeeld in de vorm van een huisbezoek of een onderzoek naar de interactie tussen de moeder en de minderjarigen. De moeder staat wel degelijk open voor hulpverlening indien dit noodzakelijk wordt geacht. In het verleden heeft de moeder zelf ook om hulp gevraagd, en een eerdere ondertoezichtstelling in 2007 is positief afgesloten.
De gecertificeerde instelling heeft aangegeven dat zij bij [minderjarige 1] betrokken zijn in het kader van een jeugdreclasseringsmaatregel vanwege haar schoolverzuim. Het is niet mogelijk om zonder expliciete opdracht daartoe als preventief jeugdbeschermer op te treden voor het hele gezin.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling op dit moment onvoldoende aanwezig zijn. Daartoe overweegt de kinderrechter als volgt. De zorgen over de minderjarigen zijn gelegen in het schoolverzuim en de verslechterde schoolresultaten, het gedrag van [minderjarige 4] op school en het feit dat het niet goed lukt om met de moeder in contact te treden en te blijven, waardoor er weinig zicht is op de thuissituatie. Daarbij komt dat [minderjarige 1] zwanger is en de zwangerschap tot nu toe ongecontroleerd verloopt. De kinderrechter is van oordeel dat deze zorgen op dit moment onvoldoende concreet zijn onderbouwd om te kunnen worden aangemerkt als concrete, ernstige bedreigingen in de ontwikkeling van de minderjarigen. Bovendien deelt de kinderrechter het standpunt van de advocaat dat het zeer onwenselijk is om een verzoek tot ondertoezichtstelling, waarbij sprake is van inperking van het ouderlijk gezag, te behandelen of daarop te beslissen zonder de moeder te hebben gehoord. De reden dat de Raad niet akkoord kon gaan met (kort) uitstel van de behandeling om dit te bewerkstelligen is, ook ter zitting, onvoldoende onderbouwd. De kinderrechter zal gelet op het voorgaande de verdere behandeling van het verzoek aanhouden voor een periode van vier maanden, zodat de Raad de komende tijd nader onderzoek kan doen naar de thuissituatie van de moeder en met haar in gesprek kan gaan, en de zorgen over de ontwikkeling van de minderjarigen nader en concreter kan onderbouwen. Daarbij wordt benadrukt dat het noodzakelijk is dat de moeder zich openstelt voor dit onderzoek en in contact blijft met de betrokken instanties, ondanks de weerstand die zij hierin kennelijk ervaart. De advocaat van de moeder heeft verklaard dat zij de moeder hiertoe zal aansporen.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
houdt de behandeling van het verzoek aan tot een nader te bepalen zitting
van mr. A.J. Japenga, gelegen vóór 5 juli 2021;
verzoekt de Raad uiterlijk
twee wekenvoor voornoemde zitting de aanvullende rapportage aan de rechtbank, de moeder en mr. Engels over te leggen;
gelast de griffier tegen voormelde zitting op te roepen:
- de Raad;
- de moeder;
- de advocaat van de moeder, mr. J.J.C. Engels;
- [minderjarige 1] ;
- [minderjarige 2] ;
- [minderjarige 3] ;
- de gecertificeerde instelling, als informant.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2021 door mr. A.J. Japenga, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Kokx als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 11 maart 2021.
Voor zover in deze beschikking eindbeslissingen staan, kan hoger beroep tegen deze beschikking worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.