Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
2.Het wrakingsverzoek
3.De beoordeling
ik neig er vooralsnog naar”–, de uitdrukkelijke toevoeging dat zij nog kritische vragen voor de arts had en haar mededeling dat zij later de advocaat zou bellen om de beslissing mede te delen, blijkt echter genoegzaam dat bij de rechter nog geen sprake was van een afgerond denkproces. De rechter heeft onweersproken toegelicht dat zij de vragen aan de arts ook daadwerkelijk is gaan stellen, maar dat zij daarin werd onderbroken door het wrakingsverzoek. De rechter heeft verder medegedeeld dat zij zeker voornemens was verzoeker nog in de gelegenheid te stellen te reageren. De wrakingskamer heeft geen reden aan die mededeling van de rechter te twijfelen, mede gezien de evenwichtige wijze waarop zij, blijkens het proces-verbaal, tot dat moment alle partijen het woord had gegeven. Gelet op het voorgaande zijn er geen zwaarwegende aanwijzingen voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Gelet hierop zal het verzoek worden afgewezen.