ECLI:NL:RBDHA:2021:2424
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek wegens schijn van vooringenomenheid
Op 8 maart 2021 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van verzoekster, dat was ingediend op 8 december 2020. Verzoekster verzocht om wraking van mr. E.E. Schotte, rechter in een belastingzaak, omdat zij meende dat de rechter vooringenomen was. De wrakingskamer heeft de procedure beoordeeld aan de hand van de ingediende stukken en de mondelinge behandeling.
Verzoekster stelde dat de rechter tijdens de zitting van 1 december 2020 een eerdere zaak uit 2015 had aangehaald, terwijl was afgesproken deze zaken gescheiden te houden. Ook werd er geklaagd over het niet aannemen van belangrijke bewijsstukken door de rechter. De wrakingskamer oordeelde dat het aanhalen van een eerdere zaak niet automatisch de schijn van vooringenomenheid wekt. Bovendien was het niet aannemen van stukken een procedurele beslissing die niet op zichzelf kan leiden tot wraking.
De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid was en dat verzoekster niet voldoende concrete omstandigheden had aangevoerd die de schijn van vooringenomenheid konden onderbouwen. De wrakingskamer wees het verzoek tot wraking af en bepaalde dat de hoofdzaak voortgezet kon worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.