ECLI:NL:RBDHA:2021:2423
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek wegens vermeende vooringenomenheid van de rechter
Op 8 maart 2021 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van verzoekster, die de rechter vooringenomen achtte. Verzoekster stelde dat de rechter stukken aan het dossier had toegevoegd zonder onderzoek te doen naar de rechtmatigheid hiervan. Dit betrof een procedurele beslissing, waarbij de rechter stukken die voorafgaand aan de zitting naar de rechtbank zijn gestuurd, aan het dossier toevoegt. De wrakingskamer oordeelde dat procedurele beslissingen, behoudens bijzondere omstandigheden, geen grond voor wraking kunnen vormen. Verzoekster heeft geen bijzondere omstandigheden kunnen aanvoeren die de schijn van partijdigheid zouden rechtvaardigen.
De wrakingskamer heeft vastgesteld dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. Het uitgangspunt is dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn. De verzoekster heeft niet kunnen aantonen dat er sprake was van bijzondere omstandigheden die de objectieve schijn van partijdigheid zouden rechtvaardigen. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking dan ook afgewezen en bepaald dat de procedure in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.