ECLI:NL:RBDHA:2021:2423

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 maart 2021
Publicatiedatum
17 maart 2021
Zaaknummer
C/09/607389 / KG RK 21-170
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens vermeende vooringenomenheid van de rechter

Op 8 maart 2021 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van verzoekster, die de rechter vooringenomen achtte. Verzoekster stelde dat de rechter stukken aan het dossier had toegevoegd zonder onderzoek te doen naar de rechtmatigheid hiervan. Dit betrof een procedurele beslissing, waarbij de rechter stukken die voorafgaand aan de zitting naar de rechtbank zijn gestuurd, aan het dossier toevoegt. De wrakingskamer oordeelde dat procedurele beslissingen, behoudens bijzondere omstandigheden, geen grond voor wraking kunnen vormen. Verzoekster heeft geen bijzondere omstandigheden kunnen aanvoeren die de schijn van partijdigheid zouden rechtvaardigen.

De wrakingskamer heeft vastgesteld dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. Het uitgangspunt is dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn. De verzoekster heeft niet kunnen aantonen dat er sprake was van bijzondere omstandigheden die de objectieve schijn van partijdigheid zouden rechtvaardigen. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking dan ook afgewezen en bepaald dat de procedure in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2021/6
zaak- /rekestnummer: C/09/607389 / KG RK 21-170
Beslissing van 8 maart 2021
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoekster,
strekkende tot de wraking van
mr. E.E. SCHOTTE,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.
Belanghebbende in deze procedure is:
Het College van B&W van de gemeente Katwijk,
hierna te noemen: het College,
advocaat mr. J. van Zanten.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 12 februari 2021;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 18 februari 2021;
- de schriftelijke reactie van mr. Van Zanten, namens het College, van 18 februari 2021;
- de schriftelijke reactie met bijlagen van verzoekster van 22 februari 2021.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
- verzoekster;
- de rechter.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer SGR AWB 20/4425 tussen verzoekster en het College.
2.2.
Verzoekster heeft blijkens het schriftelijke verzoek, zoals toegelicht bij de mondelinge behandeling, het volgende aan haar verzoek ten grondslag gelegd. Voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling van de zaak zijn stukken ingebracht door mr. Van Zanten, namens het College, deze stukken zijn toegevoegd aan het dossier. Deze stukken hadden niet aan het dossier toegevoegd mogen worden zonder onderzoek te doen naar de rechtmatigheid van de gegevensverwerking. De rechtmatigheid wordt door de rechtbank kennelijk aangenomen omdat een advocaat de stukken naar de rechtbank stuurt. Dat duidt er op dat de rechtbank niet openstaat voor een andere mening in die zin dat een advocaat ook niet integer zou kunnen zijn en oneigenlijk handelt. Een advocaat wordt serieus genomen, maar verzoekster niet, dat zorgt voor de schijn van partijdigheid.
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem of haar bekend zijn geworden.
3.2.
Verzoekster acht de rechter vooringenomen omdat deze stukken aan het dossier heeft toegevoegd zonder naar de rechtmatigheid hiervan onderzoek te doen. Genoegzaam gebleken is dat mr. J. van Zanten zich in de bestuursrechtelijke zaak heeft gesteld als advocaat namens het College. Namens het College heeft mr. Van Zanten een inhoudelijke reactie op het verzetschrift van de verzoekster naar de rechtbank gestuurd. De rechter heeft dit stuk aan het dossier toegevoegd. Het is een procedurele beslissing om stukken die in een zaak, voorafgaand aan de zitting, naar de rechtbank worden opgestuurd aan het dossier toe te voegen. Procedurele beslissingen kunnen, behoudens bijzondere omstandigheden, geen grond voor wraking vormen. Van dergelijke bijzondere omstandigheden is niet gebleken. Dit betekent dat het wrakingsverzoek wordt afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering/artikel 8:18, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht/artikel 515, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoekster;
• de rechter;
• de belanghebbende.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M. Kramer, M. Nijenhuis en M.J. Alt-van Endt, in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.E. van Damme en in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2021.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.