ECLI:NL:RBDHA:2021:2401
Rechtbank Den Haag
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens afwezigheid van eiser en verantwoordelijkheid van Duitsland
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 februari 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat de Bondsrepubliek Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, welke door de voorzieningenrechter is toegewezen. Deze voorlopige voorziening hield in dat de overdracht aan Duitsland werd geschorst totdat op het beroep was beslist.
Tijdens de zitting op 26 februari 2021 is eiser niet verschenen, ondanks dat hij op de hoogte was van de zitting. De gemachtigde van eiser was wel aanwezig, maar er was onduidelijkheid over de huidige status van eiser, die eerder had aangegeven een zwervend bestaan te leiden. De rechtbank concludeerde dat eiser kennelijk geen prijs meer stelde op de bescherming die hij aanvankelijk zocht, en dat hij geen rechtens te beschermen belang meer had bij de beoordeling van het bestreden besluit. Daarom verklaarde de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk.
De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien er geen aanleiding voor was. De uitspraak is openbaar gedaan en kan binnen een week na bekendmaking worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.