ECLI:NL:RBDHA:2021:2401

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 februari 2021
Publicatiedatum
16 maart 2021
Zaaknummer
NL20.8470
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens afwezigheid van eiser en verantwoordelijkheid van Duitsland

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 februari 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat de Bondsrepubliek Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, welke door de voorzieningenrechter is toegewezen. Deze voorlopige voorziening hield in dat de overdracht aan Duitsland werd geschorst totdat op het beroep was beslist.

Tijdens de zitting op 26 februari 2021 is eiser niet verschenen, ondanks dat hij op de hoogte was van de zitting. De gemachtigde van eiser was wel aanwezig, maar er was onduidelijkheid over de huidige status van eiser, die eerder had aangegeven een zwervend bestaan te leiden. De rechtbank concludeerde dat eiser kennelijk geen prijs meer stelde op de bescherming die hij aanvankelijk zocht, en dat hij geen rechtens te beschermen belang meer had bij de beoordeling van het bestreden besluit. Daarom verklaarde de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk.

De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien er geen aanleiding voor was. De uitspraak is openbaar gedaan en kan binnen een week na bekendmaking worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.8470
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. I. Wudka),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.H.H.P.M. Kelderman).

Procesverloop

Bij besluit van 8 april 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Bondsrepubliek Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Eiser heeft tevens de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen (zaaknummer NL20.8471). Dat verzoek is door de voorzieningenrechter van deze rechtbank toegewezen bij uitspraak van 22 juni 2020. De voorzieningenrechter heeft daarbij de voorlopige voorziening getroffen dat het bestreden besluit wordt geschorst en dat verzoeker niet mag worden overgedragen aan Duitsland totdat is beslist op het beroep.
Het onderzoek ter zitting in de beroepszaak heeft plaatsgevonden op 26 februari 2021. Eiser is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
1. Verweerder heeft de rechtbank bij brief van 7 december 2020 bericht dat eiser op 3 november 2020 en op 10 november 2020 niet is verschenen in het kader van zijn meldplicht. Daarop is eiser op 10 november 2020 in de Basisvoorziening Vreemdelingen (BVV) gemeld als zijnde ‘Met Onbekende Bestemming vertrokken’ (MOB). De rechtbank stelt vast dat dat inmiddels 3,5 maand geleden is.
2. De gemachtigde van eiser heeft de rechtbank desgevraagd op 19 januari 2021 meegedeeld dat er laatst op 16 december 2020 contact met eiser is geweest en dat eiser toen heeft verklaard een zwervend bestaan te leiden. Nu de gemachtigde van eiser zonder nadere toelichting niet ter zitting is verschenen, is niet duidelijk of eiser nog altijd in contact staat met zijn gemachtigde en zich in Nederland bevindt. De rechtbank leidt daaruit af dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming hier te lande. De rechtbank is daarom van oordeel dat eiser geen rechtens te beschermen belang meer heeft bij een beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 februari 2021 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.