ECLI:NL:RBDHA:2021:2398
Rechtbank Den Haag
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublin-overeenkomst
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 februari 2021 uitspraak gedaan over de asielaanvraag van eiser, die van Pakistaanse afkomst is. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen, omdat Italië als verantwoordelijke lidstaat werd aangemerkt. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit. Tijdens de zitting, waar eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk, heeft de rechtbank de zaak behandeld in combinatie met een andere zaak.
De rechtbank oordeelde dat Italië de verantwoordelijke lidstaat is en dat er geen aanleiding was voor de staatssecretaris om de aanvraag onverplicht aan zich te trekken. Eiser heeft niet voldoende onderbouwd dat er twijfels zijn aan het interstatelijk vertrouwensbeginsel, ondanks zijn beweringen over de behandeling van zijn asielaanvraag in Italië. De rechtbank concludeerde dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij als homoseksuele man extra kwetsbaar is en dat hij niet kan rekenen op bescherming van de Italiaanse autoriteiten. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een rechtsmiddel beschikbaar voor hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking van het proces-verbaal. De zaak is relevant in het kader van de Dublin-overeenkomst en de bescherming van asielzoekers in Europa.