ECLI:NL:RBDHA:2021:2398

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 februari 2021
Publicatiedatum
16 maart 2021
Zaaknummer
NL21.1344
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublin-overeenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 februari 2021 uitspraak gedaan over de asielaanvraag van eiser, die van Pakistaanse afkomst is. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen, omdat Italië als verantwoordelijke lidstaat werd aangemerkt. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit. Tijdens de zitting, waar eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk, heeft de rechtbank de zaak behandeld in combinatie met een andere zaak.

De rechtbank oordeelde dat Italië de verantwoordelijke lidstaat is en dat er geen aanleiding was voor de staatssecretaris om de aanvraag onverplicht aan zich te trekken. Eiser heeft niet voldoende onderbouwd dat er twijfels zijn aan het interstatelijk vertrouwensbeginsel, ondanks zijn beweringen over de behandeling van zijn asielaanvraag in Italië. De rechtbank concludeerde dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij als homoseksuele man extra kwetsbaar is en dat hij niet kan rekenen op bescherming van de Italiaanse autoriteiten. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een rechtsmiddel beschikbaar voor hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking van het proces-verbaal. De zaak is relevant in het kader van de Dublin-overeenkomst en de bescherming van asielzoekers in Europa.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.1344
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. V. Senczuk),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.H.H.P.M. Kelderman).

Procesverloop

Bij besluit van 27 januari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL21.1345, plaatsgevonden op 26 februari 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen T.J. Hussain. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
1. Eiser stelt van Pakistaanse afkomst te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum].
Eiser heeft op 2 augustus 2020 een asielaanvraag gedaan.
Verweerder heeft in eerste instantie op 29 september 2020 besloten tot het niet in behandeling nemen van de aanvraag. Dat besluit is door deze rechtbank bij uitspraak van 10 november 2020 vernietigd. Bij het nu bestreden besluit heeft verweerder wederom besloten tot het niet in behandeling nemen van de aanvraag.
2. Niet in geschil is dat Italië de verantwoordelijke lidstaat is. Italië heeft het terugnameverzoek van Nederland geaccepteerd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien om de behandeling van de aanvraag onverplicht aan zich te trekken.
3. Eiser heeft niet met stukken onderbouwd dat er aanleiding is om in het geval van Italië te twijfelen aan het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De gestelde omstandigheid dat hij gedurende een jaar lang niets zou hebben vernomen over zijn asielaanvraag, dat hij daar geen inhoudelijk gehoor zou hebben gehad en dat hij geen advocaat zou hebben gekregen, is onvoldoende. Niet is gebleken immers dat eiser hierover niet heeft kunnen klagen bij de Italiaanse autoriteiten. Verweerder heeft in dit verband ook terecht overwogen dat het aan eiser is om te onderbouwen dat hij daadwerkelijk tevergeefs zou hebben geklaagd, allereerst door te concretiseren met wie en wanneer hij welk contact heeft gehad, en daarnaast om dit zoveel mogelijk met documenten te onderbouwen. De stelling van eiser dat zijn vaste contactpersoon niets voor hem deed en dat de opvang ver van de stad lag, zodat hij geen andere hulp kon vragen, is in dat verband onvoldoende. Eiser heeft geen onderbouwing gegeven waaruit blijkt dat hij op een of andere wijze zijn beklag heeft gedaan bij de Italiaanse autoriteiten.
4. Niet wordt gevolgd dat eiser alleen al vanwege zijn homoseksuele geaardheid moet worden aangemerkt als extra kwetsbare asielzoeker in de zin van het arrest Tarakhel [1] . Eiser heeft dit niet onderbouwd met algemene informatie en hij heeft evenmin onderbouwd dat hij persoonlijk bijzondere opvangbehoeften heeft, in het kader waarvan aanvullende garanties zouden moeten worden verkregen van de Italiaanse autoriteiten.
Voor zover eiser heeft verklaard dat hij zich als homoseksueel niet veilig voelt in Italië, heeft verweerder terecht overwogen dat Italië is aangesloten bij het EVRM [2] , op grond waarvan ervan mag worden uitgegaan dat de Italiaanse autoriteiten hem zullen beschermen tegen eventuele problemen met derden in Italië. Eiser heeft ter zitting toegelicht dat hij niet openlijk durfde te praten over zijn seksuele geaardheid. Eiser heeft daarmee evenwel niet aannemelijk gemaakt dat de Italiaanse autoriteiten niet bereid of in staat zijn om hem bescherming te bieden. Aldus heeft eiser ook niet aannemelijk gemaakt dat hij bij overdracht aan Italië zal worden blootgesteld aan een reëel risico op schending van artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest [3] .
5. Ook in de omstandigheid dat eiser naar zijn zeggen in Italië niet kan trouwen met een man, hoefde verweerder geen aanleiding te zien om eisers asielaanvraag inhoudelijk te behandelen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 februari 2021 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.arrest EHRM 4 november 2014 in de zaak Tarakhel tegen Zwitserland, nr. 29217/12
2.Europees Verdrag tot bescherming van rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
3.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie