ECLI:NL:RBDHA:2021:2395

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 januari 2021
Publicatiedatum
16 maart 2021
Zaaknummer
NL20.21765
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Gambiaan wegens onvoldoende geloofwaardige verklaringen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 januari 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Gambiaan, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag beoordeeld en geconcludeerd dat de verklaringen van eiser onvoldoende en tegenstrijdig waren. Eiser stelde dat hij problemen had gekregen in Gambia na het helpen van zijn stiefzus met een abortus, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet voldoende aannemelijke verklaringen had afgelegd over zijn situatie en de achtergrond van zijn problemen. De rechtbank vond dat verweerder terecht had geconcludeerd dat de asielaanvraag ongegrond was, omdat eiser niet in staat was geweest om zijn verhaal consistent en geloofwaardig te onderbouwen. De rechtbank heeft de zaak onmiddellijk na de zitting behandeld en het beroep ongegrond verklaard. Tevens is er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op dezelfde dag, en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.21765
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. B.J. Manspeaker),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: G.T. Cambier).

ProcesverloopBij besluit van 14 december 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 januari 2021. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
1. Eiser stelt van Gambiaanse nationaliteit te zijn.
Eiser stelt in Gambia problemen te hebben gekregen nadat hij zijn stiefzus zou hebben geholpen met het ondergaan van een abortus.
2. Verweerder heeft in het voornemen en het bestreden besluit gemotiveerd overwogen dat eiser onvoldoende kan verklaren over de achtergrond van zijn gestelde problemen en dat eiser daarbij niet gefundeerde aannames doet.
De verdere toelichting die eiser in zijn zienswijze heeft gegeven, heeft verweerder niet hoeven volgen, omdat de zienswijze hier niet voor is bedoeld. Niet valt in te zien dat eiser een en ander niet al in de correcties en aanvullingen had kunnen opmerken. Dat verweerder verder had moeten doorvragen op de familieverhoudingen volgt de rechtbank niet. Het is aan eiser om aannemelijke verklaringen af te leggen. Uit het verslag van het nader gehoor blijkt dat hij daartoe voldoende gelegenheid heeft gehad. Verweerder heeft in dit verband terecht erop gewezen dat uit de gehoren niet is gebleken van problemen met de tolk.
Bovendien valt niet in te zien dat eiser niet al tijdens het gehoor heeft toegelicht dat zijn stiefzus hem heeft benaderd met het verzoek om hulp bij het verkrijgen van een abortus en dat zij suïcidegedachten had.
Ten slotte heeft verweerder kunnen tegenwerpen dat eiser volgens zijn verklaringen nog enkele weken thuis heeft verbleven vanaf het moment dat zijn problemen zouden zijn ontstaan. Daarbij heeft verweerder er terecht op gewezen dat eisers zienswijze, dat hij gedurende een aantal weken voorafgaand aan zijn vertrek ondergedoken is geweest, duidelijk afwijkt van zijn verklaringen uit het aanmeldgehoor waaruit kan worden opgemaakt dat hij tot aan zijn vertrek thuis heeft gewoond. Het lag voor de hand dat eiser hierover meteen zou hebben verklaard.
Al met al heeft verweerder niet ten onrechte geconcludeerd dat eisers verklaringen omtrent zijn asielmotief niet geloofwaardig zijn.
3. Gelet hierop is de asielaanvraag terecht afgewezen. Het beroep is ongegrond.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 januari 2021 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.