Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 maart 2021 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
de staatssecretaris van Defensie, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
De rechtbank volgt echter niet het standpunt van verweerder dat voor de toepassing van artikel 15 van de VVHO een aanvraag moet worden gedaan. Naar het oordeel van de rechtbank dient verweerder ambtshalve, of in elk geval na het maken van bezwaar, te bezien of er aanleiding is van die bevoegdheid gebruik te maken. De rechtbank wijst o.a. naar het geschil waarin deze rechtbank uitspraak heeft gedaan op 26 mei 2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:5589. Dit blijkt ook uit een uitspraak van deze rechtbank van
De rechtbank zal het bestreden besluit echter wel in stand laten, omdat aannemelijk is dat eiser door de schending van het zorgvuldigheidsbeginsel niet is benadeeld (artikel 6:22 van de Awb). De rechtbank komt de bestaande praktijk over uitrotatie van een uitgezonden militair namelijk niet onredelijk voor en ziet in het licht van hetgeen verweerder naar voren heeft gebracht geen grond dat verweerder in het geval van eiser in afwijking van artikel 3 van het VVHO had moeten beslissen.
In het geval de mededeling van [kolonel 1] als een besluit tot het voor de toekomst niet langer oproepen van eiser zou worden beschouwd, geldt dat het aan verweerder is om te bepalen of en in welke gevallen hij gebruik wil maken van de diensten van een reservist (Centrale Raad van Beroep 9 augustus 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:2498, overweging 4.2.). De gedragingen van eiser tegenover de SNR welke aanleiding waren tot zijn vervroegde uitrotatie in aanmerking genomen, valt niet in te zien dat verweerder niet van zijn bevoegdheid gebruik heeft mogen maken.