ECLI:NL:RBDHA:2021:2357

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 februari 2021
Publicatiedatum
15 maart 2021
Zaaknummer
C/09/597427 / JE RK 20-1882
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van een schriftelijke aanwijzing in een jeugdzorgzaak met betrekking tot de veiligheid van een minderjarige

Op 26 februari 2021 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de bekrachtiging van een schriftelijke aanwijzing die was gegeven door de gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming West Haaglanden. Deze zaak volgde op een verzoekschrift dat op 6 augustus 2020 was ingediend. De kinderrechter heeft de belangen van de minderjarige, geboren in 2004, in overweging genomen, evenals de zorgen over zijn veiligheid in de thuissituatie bij de moeder. De ouders, de vader en de moeder, zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag, maar er zijn ernstige zorgen over de invloed van de halfbroer van de minderjarige, die kampt met psychiatrische problemen en verslaving. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de schriftelijke aanwijzing, die de ouders verplichtte om veiligheidsafspraken na te leven, noodzakelijk is om de veiligheid van de minderjarige te waarborgen. De vader heeft ingestemd met de bekrachtiging van de aanwijzing, terwijl de moeder ambivalente signalen heeft afgegeven. De kinderrechter heeft besloten de schriftelijke aanwijzing te bekrachtigen, maar heeft geen dwangsom opgelegd, gezien de financiële situatie van de ouders. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de schriftelijke uitwerking vastgesteld op 11 maart 2021.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/597427 / JE RK 20-1882
Datum uitspraak: 26 februari 2021

Beschikking van de kinderrechter

Bekrachtiging schriftelijke aanwijzing

in de zaak naar aanleiding van het op 6 augustus 2020 ingekomen verzoekschrift van:

Stichting Jeugdbescherming West Haaglanden,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
betreffende:
-
[minderjarige]geboren op [geboortedag] 2004 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 1] ,

[de vrouw]

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 2] .

Het procesverloop

Bij beschikking d.d. 2 september 2020 van de kinderrechter in deze rechtbank is de behandeling van het verzoek tot bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing aangehouden tot deze zitting.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder thans ook:
- voornoemde beschikking d.d. 2 september 2020;
- het verzoekschrift met bijlagen van de gecertificeerde instelling d.d. 4 augustus 2020;
- de schriftelijke rapportage van de gecertificeerde instelling d.d. 22 februari 2021.
Op 26 februari 2021 is de behandeling van de zaak ter zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij zijn verschenen:
- de moeder, bijgestaan door een tolk in de Bulgaarse taal mw. A.P. de Jong;
- de vader;
- mw. [vertegenwoordiger van de GI] namens de gecertificeerde instelling.
[minderjarige] is voorafgaand aan de zitting door de kinderrechter gehoord en ter zitting als toehoorder aanwezig geweest.

De feiten

- Het huwelijk van de vader en de moeder is door echtscheiding ontbonden.
- De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
- [minderjarige] verblijft feitelijk bij de vader.
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 17 december 2020 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd van 18 december 2020 tot 18 december 2021.
- De gecertificeerde instelling heeft op 26 september 2019 aan de moeder een schriftelijke aanwijzing gegeven betreffende de verzorging en opvoeding van [minderjarige] . In deze schriftelijke aanwijzing is het volgende opgenomen: “U ontvangt [minderjarige] niet bij u in huis, of [broer] nu op dat moment aanwezig is of niet. Zolang hij de huissleutel heeft en zelf binnen kan komen, mag [minderjarige] niet bij u thuis komen.”
- De gecertificeerde instelling heeft op 26 september 2019 aan de vader een schriftelijke aanwijzing gegeven betreffende de verzorging en opvoeding van [minderjarige] . In deze schriftelijke aanwijzing is het volgende opgenomen: “U zorgt ervoor dat u zich aan de veiligheidsafspraken houdt:
  • u zet zich in om [minderjarige] niet naar de moeder thuis te laten gaan;
  • [minderjarige] gaat niet naar de moeder thuis en naar broer [broer] . Mocht [minderjarige] toch zelf de keuze maken en het lukt niet om [minderjarige] tegen te houden, dan verwacht ik dat u:
- Jeugdbescherming west op de werkdagen van de jeugdbeschermer hierover informeert;
- buiten kantoortijden (avonden en weekenden) neemt u contact op met het CIT om hen hierover te informeren;
- bij afwezigheid van de jeugdbeschermer binnen kantoortijden neemt u contact op met de Bureaudienst;
  • u heeft altijd contact met [minderjarige] als hij met zijn moeder is (via WhatsApp) en coördineert hoe de situatie verloopt;
  • ook als [broer] opgenomen zou zijn of niet in de thuissituatie bij de moeder is, wordt er van u verwacht zich aan de afspraken te houden.”

Het verzoek

De gecertificeerde instelling heeft bekrachtiging van voornoemde schriftelijke aanwijzing verzocht. Tevens wordt verzocht de ouders te veroordelen tot betaling van een geldsom van € 100,00 voor elke keer dat de schriftelijke aanwijzing niet wordt nageleefd. Het verzoek is, blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting, als volgt gemotiveerd. Er bestaan ernstige zorgen over de directe veiligheid van [minderjarige] bij de moeder. De halfbroer van [minderjarige] , [broer] , kampt met ernstige psychiatrische- en verslavingsproblematiek en is zeer onvoorspelbaar. Er is sprake van forse agressie en middelengebruik in het bijzijn van [minderjarige] . [broer] is tot op heden opgenomen onder voorwaarden in het kader van een rechterlijke machtiging. Hij is een gevaar voor zichzelf en anderen. Het is op dit moment niet duidelijk wat het perspectief van [broer] is. De kans bestaat dat hij begin maart 2021 weer naar huis mag. De moeder wisselt in haar uitspraken of [broer] welkom is om weer bij de moeder te komen wonen. Dit zal opnieuw gevaar opleveren als [minderjarige] bij de moeder thuis op bezoek zal gaan. Om de veiligheid van [minderjarige] te waarborgen is het nodig dat de veiligheidsafspraken uit de schriftelijke aanwijzing worden nageleefd en is een stok achter de deur nodig om ervoor te zorgen dat dit daadwerkelijk gebeurt.

De standpunten

De vader heeft ingestemd met het verzochte, althans heeft zich niet tegen toewijzing daarvan verzet.
De moeder heeft ter zitting aangegeven dat als [broer] wordt ontslagen, hij langskomt om zijn spullen te halen en weer zal vertrekken.

Beoordeling

Op grond van de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting moet naar het oordeel van de kinderrechter de schriftelijke aanwijzing worden bekrachtigd. Dit zonder oplegging van de door de gecertificeerde instelling verzochte dwangsom bij niet nakoming van de aanwijzing.
De vader en de moeder hebben ambivalent gedrag vertoond ten aanzien van de opvolging van de schriftelijke aanwijzing, terwijl hun medewerking noodzakelijk is teneinde de concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige] weg te nemen.
Daarbij overweegt de kinderrechter in het bijzonder dat de veiligheid van [minderjarige] , voor nu en in de toekomst, middels de bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing gewaarborgd wordt. De zorgen zien op de directe veiligheid van [minderjarige] bij de moeder. De halfbroer van [minderjarige] , [broer] , is middels een rechterlijke machtiging opgenomen vanwege ernstige psychische en verslavingsproblemen. Gezien de wisselende houding van de moeder en het feit dat de halfbroer van [minderjarige] binnenkort vrij komt is het van belang dat de vader en de moeder de schriftelijke aanwijzing naleven. Uit het verleden is immers gebleken dat het contact met [broer] [minderjarige] in gevaarlijke situaties heeft gebracht. Om de veiligheid van [minderjarige] te waarborgen, is het nodig dat de veiligheidsafspraken uit de schriftelijke aanwijzing nageleefd worden. Nu de ouders hebben toegezegd te zullen handelen overeenkomstig de schriftelijke aanwijzing ziet de kinderrechter geen aanleiding hieraan een dwangsom te verbinden, ook al omdat dit gezien de financiële situatie van de ouders onwenselijk wordt geacht.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
bekrachtigt de schriftelijke aanwijzing d.d. 26 september 2019;
wijst het meer of anders verzochte af;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 26 februari 2021 door mr. A.J. Japenga, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.P.M. van der Hoorn als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 11 maart 2021.
Ingevolge artikel 807 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering staat tegen deze beslissing geen andere voorziening open dan cassatie in het belang der wet.