ECLI:NL:RBDHA:2021:2344

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 maart 2021
Publicatiedatum
15 maart 2021
Zaaknummer
C/09/608225 / FA RK 21-1406
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 4 maart 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voortzetting van een crisismaatregel, ingediend door de officier van justitie op 1 maart 2021. Deze maatregel was eerder opgelegd op 27 februari 2021 en was bedoeld om de betrokkene, een vrouw geboren in 1973, te beschermen in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank heeft de mondelinge behandeling van het verzoek via Skype gehouden, vanwege de geldende coronamaatregelen. Tijdens de zitting heeft de betrokkene verklaard dat de informatie in de stukken niet klopt en dat zij vrijwillig in de separeer verblijft uit angst voor besmetting met het coronavirus. De advocaat van de betrokkene heeft verzocht om afwijzing van het verzoek, stellende dat er geen sprake is van manische decompensatie en dat de crisismaatregel inmiddels was verlopen.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er voldoende bewijs was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, waaronder agressief gedrag van de betrokkene en het risico op ernstige psychische schade. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een manische decompensatie bij een bipolaire stoornis en dat de voorgestelde verplichte zorg noodzakelijk was om het nadeel af te wenden. De rechtbank heeft de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verleend, met een geldigheidsduur van drie weken, tot en met 25 maart 2021. De beschikking is gegeven door rechter H.M. Boone, bijgestaan door griffier A.E. Babulall-Balkaran, en is uitgesproken ter openbare zitting op 4 maart 2021.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/608225 / FA RK 21-1406
Datum beschikking: 04 maart 2021

Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel

Beschikkingnaar aanleiding van het op 01 maart 2021 door de officier van justitie ingediende verzoek tot voortzetting van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:

[de vrouw]

hierna te noemen: betrokkene,
geboren op [geboortedag] 1973 [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende in de accommodatie [verblijfplaats]
advocaat: mr. A. van Toorn te Bergen op Zoom.

Procesverloop

Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 01 maart 2021, heeft de officier van justitie verzocht om voortzetting van de op 27 februari 2021 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • een afschrift van de beschikking van de burgemeester van de gemeente Leiden tot het nemen van de crisismaatregel;
  • een op 27 februari 2021 ondertekende medische verklaring van [psychiater] die betrokkene heeft onderzocht maar niet bij haar behandeling betrokken was;
- een uittreksel uit de justitiële documentatie;
- een afschrift van de politiemutaties.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 04 maart 2021.
Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen gelijktijdig via Skype gehoord door de rechtbank omdat het houden van een fysieke zitting vanwege de geldende veiligheidsmaatregelen met betrekking tot het coronavirus niet mogelijk was:
- betrokkene;
- de advocaat;
- de [arts] , in het bijzijn van betrokkene;
- de moeder van betrokkene.
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig werd geacht door de officier van justitie, is de officier van justitie niet gehoord.

Standpunten ter zitting

Betrokkene heeft samengevat verklaard dat wat er in de stukken staat over wat er in Leiden is gebeurd, niet klopt. Er is niets aan de hand met betrokkene en dat betrokkene nu in de separeer verblijft, is haar eigen keuze. Betrokkene wil zelf in de separeer verblijven omdat het vanwege corona te gevaarlijk voor haar is op de afdeling. Er wordt daar niet gewerkt volgens de RIVM richtlijnen. Betrokkene heeft verder verklaard dat op 26 februari 2021 aan haar is verteld dat ze naar huis mocht maar omdat een andere patiënte iets had gedaan, mocht betrokkene niet meer weg en kreeg zij een spuit. Betrokkene heeft voorts verklaard dat zij niet zorgmijdend is en dat zij wel ziektebesef heeft. De GGZ heeft haar niet willen helpen. De medicatie die zij inneemt zijn schadelijk voor haar hersenen. Betrokkene wil graag dat de rechtbank een eigen oordeel vormt en niet klakkeloos overneemt wat een psychiater zegt.
Betrokkene heeft voorts verzocht om het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek. De crisismaatregel is immers door de burgemeester verleend tot en met 2 maart 2021 en dus is de maatregel inmiddels verlopen.
De advocaat heeft afwijzing van het verzoek bepleit. Er is geen sprake van manische decompensatie en geen sprake van ernstig nadeel dat daaruit voortvloeit.
De arts heeft samengevat verklaard dat bij de opname werd gezien dat sprake was van manische decompensatie. Er was geen contact met betrokkene mogelijk. Betrokkene was niet coöperatief en werd daarom naar de separeer gebracht. Zij heeft toen noodmedicatie gekregen. Op zaterdag was betrokkene beter in contact maar bleef zij orale medicatie weigeren. Op maandag is betrokkene weer beoordeeld en er werd toen een achteruitgang in het toestandsbeeld gezien. Betrokkene was enorm dysfoor, ontremd in haar gedrag, boos en er kon geen contact met haar gemaakt worden. Er is toen antipsychotica en rustgevende medicatie via injectie gegeven. Er is meerdere keren getracht om betrokkene op de afdeling te mobiliseren. Er wordt op de afdeling wel getracht om de 1,5 meter afstand in acht te nemen. Betrokkene heeft gisteren weer orale medicatie geweigerd. Betrokkene is agressief naar een collega geweest en heeft hem in de kruis gegrepen en nare dingen gezegd. Er wordt wel gezien dat betrokkene beter functioneert met depotmedicatie. Het plan is om betrokkene op depot medicatie in te stellen.
Ten aanzien van de verzochte vormen van verplichte zorg heeft de arts verklaard dat het toedienen van vocht en voeding en het beperken van het recht om bezoek te ontvangen niet noodzakelijk zijn.

Beoordeling

De rechtbank wijst het verzoek van betrokkene om het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren af. Artikel 7:5 Wvggz bepaalt dat de crisismaatregel vervalt indien de geldigheidsduur is verstreken, tenzij de officier van justitie voor die dag een verzoekschrift voor een machtiging tot voorzetting van de crisismaatregel bij de rechtbank heeft ingediend. Het verzoekschrift is op 1 maart 2021 op de administratie van de rechtbank ingekomen en daarmee voor de datum van 2 maart 2021, de dag waarop de crisismaatregel zou verlopen.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in:
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige psychische schade;
- ernstige immateriële schade;
- ernstige verwaarlozing;
- maatschappelijke teloorgang;
- de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept;
- de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
Betrokkene heeft ontkend dat sprake is van ernstig nadeel. De rechtbank is echter van oordeel dat uit de overlegde stukken en de verklaring van de arts ter zitting voldoende blijkt van het ernstig nadeel. Zo heeft betrokkene hulpverleners uitgescholden, met spullen in de Kruitvat gegooid – betrokkene ontkent dit - vertoont zij seksueel ontremd gedrag en heeft ze een zorgverlener bij zijn kruis gegrepen.
Vermoed wordt dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis, te weten manische decompensatie bij bipolaire 1 stoornis. De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht. Betrokkene heeft verweer gevoerd tegen de gestelde diagnose. De rechtbank overweegt dat de (vermoedelijke) diagnose is gesteld door een onafhankelijk deskundige die niet in dienst is van de instelling waar betrokkene momenteel verblijft en die betrokkene heeft onderzocht. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om te twijfelen aan de gestelde diagnose.
De rechtbank is van oordeel dat, anders dan de in de crisismaatregel genoemde zorg, de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk zijn om het nadeel af te wenden, te weten:
- toedienen van medicatie;
- verrichten medische controles;
- andere medische handelingen en therapeutische maatregelen;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.
Betrokkene verzet zich tegen deze zorg. Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
De voorgestelde verplichte zorg is bovendien evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt verder dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, welke machtiging een geldigheidsduur heeft van drie weken na heden.

Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van:

[de vrouw]

geboren op [geboortedag] 1973 [geboorteplaats]
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
- toedienen van medicatie;
- verrichten medische controles;
- andere medische handelingen en therapeutische maatregelen;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 25 maart 2021;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.M. Boone, rechter, bijgestaan door A.E. Babulall-Balkaran als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 04 maart 2021.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 12 maart 2021.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.