ECLI:NL:RBDHA:2021:2294

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 maart 2021
Publicatiedatum
12 maart 2021
Zaaknummer
NL21.1945
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van een Oekraïense vreemdeling met betrekking tot kwetsbaarheid en procedurele waarborgen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 maart 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Oekraïense vreemdeling, eiser, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat Oekraïne als veilig land van herkomst is aangemerkt, met uitzondering van de Krim. Eiser betoogde dat hij kwetsbaar was en dat verweerder hem had moeten laten onderzoeken door de Forensisch Medische Maatschappij Utrecht (FMMU) voordat hij verder werd gehoord. Tijdens de zitting op 5 maart 2021 was eiser niet verschenen, maar zijn gemachtigde was aanwezig. De rechtbank constateerde dat er signalen waren die duidden op de kwetsbaarheid van eiser, zoals onsamenhangende verklaringen en een gebrek aan coherentie in zijn antwoorden tijdens het aanmeldgehoor. De rechtbank oordeelde dat verweerder onvoldoende aandacht had besteed aan deze signalen en dat het bestreden besluit onzorgvuldig was voorbereid. De rechtbank vernietigde het besluit van verweerder en droeg hem op een nieuw besluit te nemen, waarbij een medisch advies moest worden ingewonnen over de vraag of eiser kan worden gehoord en of hij behoefte heeft aan bijzondere procedurele waarborgen. De rechtbank stelde een termijn van zes weken voor het nieuwe besluit.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.1945

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. P.E.J.M. Bartels),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. Ch.R. Vink).

Procesverloop

Bij besluit van 8 februari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (asielaanvraag) in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, samen met de behandeling van de zaak NL21.1946, plaatsgevonden op 5 maart 2021. Eiser en zijn gemachtigde zijn met voorafgaande kennisgeving niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum eiser] en heeft de Oekraïense nationaliteit. Op 25 januari 2021 heeft hij de asielaanvraag ingediend. Hij stelt onder meer dat hij afkomstig is uit Evpatoria en dat hij in Cherson gewoond heeft.
Bestreden besluit
2. Verweerder heeft de asielaanvraag met toepassing van artikel 30b van de Vw afgewezen als kennelijk ongegrond omdat eiser uit Oekraïne komt, dat is aangewezen als veilig land van herkomst, met uitzondering van de gebieden die niet onder de effectieve controle van de centrale autoriteiten staan. Voor Oekraïne is dat (onder meer) de Krim. Verweerder acht niet geloofwaardig dat eiser afkomstig is uit Evpatoria, dat in de Krim ligt, maar acht wel geloofwaardig dat eiser in Cherson gewoond heeft, dat verweerder als herkomstgebied van eiser heeft aangemerkt. Cherson ligt niet in de Krim.

Geschil

3. Eiser betoogt dat verweerder hem had moeten aanmerken als een kwetsbare vreemdeling die procedurele ondersteuning nodig heeft. Verweerder was daarom gehouden hem te laten onderzoeken door de Forensisch Medische Maatschappij Utrecht (FMMU), alvorens hem (verder) te horen. Dat klemt volgens eiser des temeer nu verweerder op basis van zijn relaas niet geloofwaardig acht dat hij afkomstig is uit Evpatoria dat in de Krim ligt, en de aanwijzing van Oekraïne als veilig land van herkomst niet voor Evpatoria geldt.
Toetsingskader
3.1.
Aanwijzing Oekraïne als veilig land van herkomst
Artikel 3.105ba van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) bepaalt dat er bij ministeriële regeling een lijst kan worden opgesteld van veilige landen van herkomst in de zin van de artikelen 36 en 37 van de Procedurerichtlijn. Bij regeling van 11 oktober 2016 (Stcrt. 2016, 55444), is de Oekraïne aangemerkt als veilig land van herkomst in de zin van artikel 3.37f, derde lid, van het Voorschrift Vreemdelingen 2000, met uitzondering van de gebieden die niet onder de effectieve controle van de centrale autoriteiten staan. Voor Oekraïne is dat onder meer de Krim. Na herbeoordelingen in 2018 (Kamerstukken II 2017/18, 19 637, nr. 2392) en 2020 (Kamerstukken II, 2020/21, 19 637, 2664) heeft verweerder de aanwijzing van Oekraïne als veilig land van herkomst voortgezet, met uitzondering van de gebieden die niet onder de effectieve controle van de centrale autoriteiten staan, waaronder de Krim.
3.2.
Bijzondere procedurele waarborgen
Uit artikel 3.108b, eerste lid, van het Vb volgt dat voorafgaand aan of tijdens het onderzoek naar de asielaanvraag wordt beoordeeld of de vreemdeling bijzondere procedurele waarborgen behoeft als bedoeld in artikel 24 van de Procedurerichtlijn. Uit het tweede lid van dit artikel volgt dat indien de vreemdeling bijzondere procedurele waarborgen behoeft, gedurende het onderzoek passende steun wordt geboden.
De Nota van Toelichting (Staatsblad 2015, 294), vermeldt op bladzijde 23 e.v. onder hoofdstuk 4 (“Bijzondere procedurele waarborgen”) onder meer:
“In artikel 3.108b is bepaald dat er een beoordeling plaatsvindt of de vreemdeling bijzondere procedurele waarborgen behoeft en indien dat het geval is, dat passende steun wordt geboden. Het oordeel of er al dan niet sprake is van een behoefte aan bijzondere procedurele waarborgen is geen zelfstandig appellabel besluit. Er zal ook geen sprake zijn van een schriftelijk besluit. De beslissing om deze steun niet of niet in een bepaalde/gewenste vorm te bieden, kan dus niet afzonderlijk worden aangevochten. Hier is uitdrukkelijk voor gekozen. De reden hiervoor is dat die beoordeling zich niet beperkt tot één moment in de asielprocedure, maar eerder een continue afweging moet zijn. Immers, een behoefte aan een bijzondere procedurele waarborg kan zich op diverse momenten in de asielprocedure voordoen of openbaren. (...) De gekozen benadering vergt dat de medewerker van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) zich steeds de vraag stelt of de vreemdeling ondersteuning behoeft. Wanneer de vreemdeling van mening is dat hem op enig moment ten onrechte passende steun is onthouden, dan kan hij dat aanvoeren in het beroep tegen de beslissing op zijn asielaanvraag. (...) De beoordeling of een persoon bijzondere procedurele waarborgen behoeft beperkt zich echter niet tot het medisch advies van FMMU en asielzoekers die een rust- en voorbereidingstermijn doorlopen. De IND is zich er vanaf de allereerste aanmelding en gedurende de verdere procedure van bewust dat zich dergelijke behoeften kunnen voordoen. Zo wordt in de aanmeldfase al aandacht besteed aan evidente kwetsbaarheden.”
3.3.
Werkinstructie 2015/8
Werkinstructie 2015/8 (‘Instructie ‘bijzondere procedurele waarborgen’, hierna: WI 2015/8) vermeldt, voor zover hier van belang, het volgende:
“Op elke moment in de asielprocedure kan worden vastgesteld of er sprake is van een kwetsbare vreemdeling die procedurele ondersteuning nodig heeft. Al tijdens het proces van de aanmeldfase kunnen kwetsbaarheden aan het licht komen en het is van belang dat deze tijdig worden geïdentificeerd. Dit kan zijn op grond van signalen van partners in het asielproces als de AVIM, het COA of de beveiliging of op grond van eigen waarneming tijdens of rondom het aanmeldgehoor. Vervolgens kunnen kwetsbaarheden zich gedurende de gehele verdere asielprocedure openbaren. Dit beperkt zich dus niet alleen tot de aanmelding en het medisch advies, maar vergt een continue afweging en alertheid van de medewerker die verantwoordelijk is voor een volgende stap in de asielprocedure.
(...)
Bij de vaststelling of er sprake is van een kwetsbare vreemdeling die passende steun behoeft, kan het volgende worden betrokken:
- eigen waarnemingen tijdens of rondom gehoren;
- verklaringen en/of gedragingen van de vreemdeling;
- indicatoren/bijzonderheden uit de lijst (bijlage bij deze instructie);
(...)
Bijlage bij Werkinstructie Bijzondere procedurele waarborgen Indicatoren/bijzonderheden (niet-limitatief) in het kader van kwetsbaarheid:
Psychisch: verward, vermoeid, gespannen, nerveus, angstig, agressief, zwijgzaam, suïcidaal, getraumatiseerd, depressief, e.d.
(…)”
Ook vermeldt WI 2015/8:
“In de bijlage bij deze werkinstructie is een lijst opgenomen met indicatoren/bijzonderheden die een uitwerking zijn van de in de Procedurerichtlijn genoemde omstandigheden. Wanneer er sprake is van een van deze indicatoren of bijzonderheden, is het mogelijk dat de vreemdeling bijzondere procedurele waarborgen behoeft.”
Standpunt van verweerder
3.4.
Verweerder stelt zich, samengevat, op het standpunt dat eiser geen stukken heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij medische problematiek heeft, terwijl dit wel van hem mag worden verwacht. Ook heeft eiser niet aangegeven dat hij medische problemen heeft. De enkele omstandigheid dat eiser op bepaalde punten onsamenhangend heeft verklaard, is volgens verweerder niet voldoende om eiser door de FMMU te laten onderzoeken. Uit wat eiser heeft verklaard, valt alleen af te leiden dat eiser het lastig vindt om zijn gedachten over de jaren heen in woorden uit te drukken. Ter zitting heeft de vertegenwoordiger van verweerder dit standpunt gehandhaafd en daaraan toegevoegd dat de gehoormedewerker tijdens pauzes gedurende het aanmeldgehoor overleg heeft gehad met haar begeleider, die zelf echter niet bij het aanmeldgehoor aanwezig was. De gehoormedewerker, die de cursus
‘interviewing vulnerable people’heeft gevolgd, had niet de indruk dat bij eiser sprake was van dusdanige klachten dat onderzoek van eiser door de FMMU nodig was. Als dat anders was, zou zij daarop hebben gereageerd.
Beoordeling
3.5.
De rechtbank stelt vast dat het verslag van het aanmeldgehoor op pagina 12 het volgende vermeldt:
Voor de pauze viel het mij op dat u niet altijd direct antwoord gaf op mijn vragen. U praatte zacht, maakte zinnen soms niet af en u heeft onsamenhangend verklaard. Hoe komt dat?
“Soms is het moeilijk om het uit te leggen. Dat zijn mijn eigen gedachten en ik analyseer lange jaren in Oekraïne. Vanaf 1991 leerden wij Oekraïens en het nieuws was ook in het Oekraïens, naar Oekraïense maatstaven.”
Herkent u het in uzelf, dat u onder meer zachtjes praat en onsamenhangend verklaart?
“Dat heb ik niet gemerkt, maar als u dat vindt.”
3.6.
Verder stelt de rechtbank vast dat de verbalisant van de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM) aanleiding heeft gezien een noot toe te voegen aan het proces-verbaal van gehoor van 25 januari 2021 die als volgt luidt:
“Betrokkene was niet erg spraakzaam, gaf minimaal antwoorden. Ontweek vragen en wazig in zijn antwoorden. Ik verbalisant had de indruk dat betrokkene Nederlands verstond cq Duits. Sprak erg zacht tegen de tolk, ontweek oogcontact.”
3.7.
Volgens WI 2015/8 kunnen kwetsbaarheden tijdens de aanmeldfase aan het licht komen, onder meer op grond van signalen van partners in het asielproces als de AVIM.
In het licht van de hiervoor bedoelde indicatoren in de bijlage bij WI 2015/8 kan de noot van de verbalisant van AVIM als geheel, maar met name de constatering dat eiser ‘wazig’ is in zijn antwoorden, in redelijkheid niet anders worden gezien dan als een signaal op grond waarvan kwetsbaarheid aan het licht kan komen. Daarbij komt dat de gehoormedewerker van verweerder tijdens het aanmeldgehoor een vergelijkbare waarneming heeft gedaan door vast te stellen dat eiser zacht praatte, zinnen soms niet afmaakte en onsamenhangend heeft verklaard. De waarneming van de gehoormedewerker staat dus niet op zichzelf. Uit het verslag van het aanmeldgehoor en de overwegingen in het bestreden besluit blijkt ook niet dat door verweerder op dit signaal van de AVIM acht is geslagen.
3.8.
Gelet op het voorgaande had het naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid op de weg van verweerder gelegen (nog) meer alert te zijn op de mogelijkheid dat eiser kwetsbaar is en daarom ondersteuning behoeft. De rechtbank betrekt daarbij dat eiser tijdens het aanmeldgehoor de vraag of zijn vader nog leeft, met ‘ja’ had beantwoord, maar toen hem direct daarop werd gevraagd waar zijn vader woont, antwoordde dat deze is overleden (pagina 17 van het verslag aanmeldgehoor). Dat is evident een zodanig onsamenhangende beantwoording van een eenvoudige vraag van feitelijke aard, dat redelijkerwijs niet valt in te zien waarom het aanmeldgehoor toen niet is stopgezet om een medisch advies uit te laten brengen over de vraag of eiser kan worden gehoord en in staat is zijn relaas op coherente wijze naar voren te brengen. Dat de gehoorambtenaar naar aanleiding hiervan overleg heeft gehad met haar begeleider, blijkt overigens niet uit het verslag van het aanmeldgehoor.
3.9.
Verweerder merkt weliswaar terecht op dat eiser geen medische stukken in het geding heeft gebracht en tijdens het aanmeldgehoor ook niet heeft verklaard over medische problematiek, maar dat is geen voorwaarde om kwetsbaarheden aan te kunnen nemen. De Nota van Toelichting bij artikel 3.108b van het Vb en WI 2015/8 bieden voor die opvatting geen steun. Bij aanvang van het aanmeldgehoor is eiser overigens ook niet gevraagd of hij medische of psychische klachten heeft.
3.1
Dat, zoals verweerder samengevat heeft aangevoerd, de gehoormedewerker eiser alle gelegenheid heeft gegeven om eventuele belemmeringen tijdens het gehoor naar voren te brengen en eiser desgevraagd heeft verklaard alles te begrijpen, geen vragen te hebben en ook geen of op- of aanmerkingen op de werkwijze van de tolk en de gehoormedewerker, is op zichzelf genomen juist. Dat sluit echter de mogelijkheid niet uit dat eiser bijzondere procedurele waarborgen behoeft en meer of andere ondersteuning nodig heeft dan hem tijdens het aanmeldgehoor is geboden.
3.11.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) onzorgvuldig is voorbereid. Het betoog slaagt dus.
Slotsom
4. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit.
4.1.
De rechtbank ziet geen aanleiding dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb te passeren en ziet evenmin aanleiding zelf in de zaak te voorzien. Het oordeel van verweerder over de geloofwaardigheid van de gestelde herkomst van eiser en zijn asielmotieven is immers gebaseerd op wat eiser tijdens het aanmeldgehoor heeft verklaard, terwijl niet kan worden uitgesloten dat eiser tijdens het aanmeldgehoor geen passende steun heeft ontvangen. Dat weegt des te zwaarder nu eiser heeft verklaard dat hij tot aan zijn vertrek uit Oekraïne in Evpatoria heeft gewoond, dat in de Krim gelegen is en als zodanig is uitgezonderd van de aanwijzing van Oekraïne als veilig land van herkomst.
4.2.
Gelet hierop ziet de rechtbank ook geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen. Verweerder zal eerst een medisch advies dienen te laten uitbrengen over de vraag of eiser kan worden gehoord en in staat is zijn relaas op coherente wijze naar voren te brengen en zo ja, of hij behoefte aan bijzondere procedurele waarborgen. Als dat het geval is, zal eiser met inachtneming van die waarborgen opnieuw dienen te worden gehoord, voordat op de asielaanvraag opnieuw kan worden beslist. Verweerder zal dus een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
Proceskosten
5. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 534,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 534,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.M. Jurgens, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Gerde, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.