ECLI:NL:RBDHA:2021:222
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 8 januari 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielprocedure. De verzoeker, van Malinese nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen bij besluit van 9 december 2020. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 6 januari 2021, waar verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. F. Bouyaghjdane, en waar ook een tolk, M. Jalloh, aanwezig was. De verweerder, vertegenwoordigd door mr. G.T. Cambier, heeft het bestreden besluit verdedigd. Tijdens de zitting werd ook een andere zaak, NL20.21480, behandeld.
De voorzieningenrechter overwoog dat, gezien de uitspraak in de andere zaak, er geen noodzaak meer was voor het treffen van een voorlopige voorziening. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.