ECLI:NL:RBDHA:2021:2159

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 februari 2021
Publicatiedatum
9 maart 2021
Zaaknummer
C/09/605085 / JE RK 20-3053
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en afwijzing verzoek vervanging gecertificeerde instelling

In deze zaak heeft de kinderrechter op 11 februari 2021 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], die onder toezicht zijn gesteld van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering. De ondertoezichtstelling was oorspronkelijk ingesteld op 18 februari 2020 en liep tot 22 februari 2021. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de omstandigheden die aanleiding gaven voor de ondertoezichtstelling nog steeds aanwezig zijn, met name de onveilige en instabiele thuissituatie van de kinderen als gevolg van de complexe echtscheidingsproblematiek van hun ouders. De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag, maar de spanningen tussen hen hebben geleid tot een onveilige opvoedomgeving voor de kinderen. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen tot 22 februari 2022, omdat het noodzakelijk is dat de kinderen passende behandelingen krijgen en dat er meer zicht komt op de opvoedvaardigheden van de ouders.

Daarnaast heeft de moeder een zelfstandig verzoek ingediend tot vervanging van de gecertificeerde instelling, omdat zij meent dat de samenwerking met de huidige instelling niet goed verloopt. De kinderrechter heeft echter geoordeeld dat er geen gronden zijn voor vervanging van de gecertificeerde instelling, omdat de huidige instelling al jaren betrokken is bij het gezin en beschikt over veel dossierkennis. De kinderrechter heeft benadrukt dat het in het belang van de kinderen is dat zij niet opnieuw kennis hoeven te maken met een nieuwe hulpverlenende instantie, wat hen zou kunnen schaden. De kinderrechter heeft de verzoeken van de moeder afgewezen en de ondertoezichtstelling verlengd met behoud van de huidige gecertificeerde instelling.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/605085 / JE RK 20-3053
Datum uitspraak: 11 februari 2021

Beschikking van de kinderrechter

Verlenging ondertoezichtstelling
Afwijzing verzoek vervanging gecertificeerde instelling
in de zaak naar aanleiding van het op 17 december 2020 ingekomen verzoekschrift van:

William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
betreffende:
- [minderjarige 1] ,geboren op [geboortedag 1] 2010 te [geboorteplaats 1]
hierna te noemen: [minderjarige 1] ;
- [minderjarige 2]geboren op [geboortedag 2] 2013 te [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] ;
hierna gezamenlijk te noemen: de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de vrouw]

hierna te noemen: de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
bijgestaan door advocaat: mr. V.A.D. Enters, gevestigd te Den Haag,
en

[de man]

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats] ,
bijgestaan door advocaat: mr. H. Dreesmann-Bruijntjes, gevestigd te Den Haag.

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift met bijlagen van de gecertificeerde instelling, ingekomen op 17 december 2020;
- het verweerschrift, tevens inhoudend een zelfstandig verzoek, met bijlagen van de zijde van de advocaat van de moeder, ingekomen op 2 februari 2021;
- de brieven van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en het begeleidend schrijven van de Kinder- en Jongerenrechtswinkel Den Haag, ingekomen op 4 januari 2021;
- het e-mailbericht van de zijde van de vader, ingekomen op 9 februari 2021;
- het aanvullende stuk van de zijde van de advocaat van de moeder, ingekomen op 10 februari 2021.
Op 11 februari 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- [vertegenwoordigers van de GI] en mevrouw [gedragswetenschapper] , namens de gecertificeerde instelling.
Hoewel [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hadden gevraagd om met de rechter te kunnen spreken en zij zijn opgeroepen voor een kindgesprek, zijn zij niet verschenen.

Feiten

- Het huwelijk van de vader en de moeder is door echtscheiding ontbonden.
- De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven feitelijk in de even weken bij de vader en in de oneven weken bij de moeder.
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 18 februari 2020 [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering van 22 februari 2020 tot 22 februari 2021.

Verzoeken en verweren

Verzoek verlenging ondertoezichtstelling
Het verzoek strekt tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de periode van één jaar. De gecertificeerde instelling heeft het volgende aan het verzoek ten grondslag gelegd. De kinderen groeien op in een instabiele, onveilige en vooral onrustige opvoedomgeving als gevolg van complexe echtscheidingsproblematiek van de vader en de moeder. De vader en de moeder diskwalificeren elkaar over en weer als ouder, hetgeen al jarenlang voor spanningen zorgt. Het wordt in het belang van de kinderen geacht dat zij vanwege hun belaste verleden met traumatische gebeurtenissen, waaronder het getuige zijn van huiselijk geweld, passende behandelingen krijgen. Het lukt echter op dit moment niet de juiste behandelingen voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] van de grond te krijgen vanwege een instabiele thuissituatie. Er is daarnaast nog verder onderzoek nodig naar de kindeigen problematiek van beide kinderen. De kinderen zijn hoogbegaafd, hetgeen bovengemiddelde opvoedvaardigheden vraagt van de vader en de moeder. De zorg bestaat dat de vader en de moeder onvoldoende draagkracht hebben voor deze opvoedvaardigheden. De komende periode moet daarom meer zicht komen op de opvoedvaardigheden van de vader en de moeder.
De standpunten
De vader stemt, mede bij monde van zijn advocaat, in met het verzoek. De vader benadrukt de noodzaak van de verlenging van de ondertoezichtstelling.
De moeder refereert zich, mede bij monde van haar advocaat, aan het oordeel van de kinderrechter. Zij voegt daaraan toe dat zij de uitvoering van de ondertoezichtstelling door een andere gecertificeerde instelling wenst.
Zelfstandig verzoek vervangen gecertificeerde instelling
Het zelfstandig verzoek van de moeder strekt tot vervanging van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, die de huidige ondertoezichtstelling uitvoert en de verlenging verzoekt van de ondertoezichtstelling, door een andere gecertificeerde instelling, meer in het bijzonder ook door het benoemen van andere gezinsvoogden. De moeder is van mening dat de verhoudingen tussen de gecertificeerde instelling die de ondertoezichtstelling uitvoert en haarzelf dermate slecht zijn dat het belang van de kinderen vereist dat een andere gecertificeerde instelling met het toezicht wordt belast. De moeder stelt dat de samenwerking tussen haar en de gecertificeerde instelling niet goed verloopt wegens partijdigheid van de gecertificeerde instelling (deze zou de kant van vader kiezen). De zorgen die de moeder uit naar de gecertificeerde instelling worden gebagatelliseerd. De belangen van de kinderen worden niet langer gewaarborgd, omdat de gecertificeerde instelling de moeder niet serieus neemt, en daarmee de kinderen ook niet serieus neemt. De moeder heeft de samenwerking nog een kans gegeven en heeft daartoe een constructief klachtengesprek gehad op 14 juli 2020 met de gecertificeerde instelling, hetgeen niet uiteindelijk niet mocht baten.
De standpunten
De gecertificeerde instelling heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de moeder. Er zijn geen gronden voor een wijziging van gecertificeerde instelling. Dit blijkt ook uit de uitspraak die is gedaan in de klachtenprocedure die de moeder tegen de gecertificeerde instelling heeft gevoerd. Het overdragen van de zaak naar een andere gecertificeerde instelling levert onnodige vertraging op. De jeugdbeschermers die nu bij het gezin zijn betrokken, hebben zich goed verdiept in de zaak en hebben daarbij reeds een beeld geformuleerd wat nodig is om de ontwikkelingsbedreiging van de kinderen te verminderen. De gecertificeerde instelling ziet een patroon van de moeder, waarbij zij klachten indient tegen de gecertificeerde instelling op het moment dat zij niet dezelfde visie delen. De gecertificeerde instelling probeert de moeder tegemoet te komen door in gesprek met haar te gaan, waarbij naar een middenweg wordt gezocht. Het is in het belang van de kinderen dat de ondertoezichtstelling continueert zoals deze nu loopt, zodat de kinderen de vaste gezichten binnen het gezin blijven houden. Ten overvloede deelt de gecertificeerde instelling mee het belang van de kinderen centraal te stellen en daarbij een neutrale houding in te nemen jegens zowel de moeder als de vader.
Door en namens de vader wordt verweer gevoerd tegen het verzoek tot vervanging van de gecertificeerde instelling. De advocaat van de vader geeft aan dat een gecertificeerde instelling slechts vervangen kan worden indien de samenwerking dermate slecht is en deze de kinderen schaadt. Daar is in dit geval geen sprake van. De moeder verzet zich chronisch tegen de samenwerking met de gecertificeerde instelling, waardoor de samenwerking stroef verloopt. Met betrekking tot het verzet tegen de samenwerking ontvangt de moeder ook schriftelijke aanwijzingen. De advocaat van de vader merkt daarnaast op dat de gecertificeerde instelling ook geen aanleiding ziet voor het wisselen van de jeugdbeschermers. De moeder is ambivalent is haar gedrag richting de hulpverlening. Zij heeft een eigen visie op wat het beste is voor haar kinderen en zodra deze afwijkt van de visie van de geboden hulp, gaat de moeder op zoek naar hulpverlening die aansluit bij haar eigen visie. Op deze manier wil de moeder de regie over de hulpverlening behouden. De intrinsieke motivatie ontbreekt bij de moeder om daadwerkelijk met de hulpverlening aan de slag te gaan en aan de zorgen te werken. Het ligt dan ook niet in de lijn der verwachtingen dat met een andere gecertificeerde instelling wijziging in de situatie en de houding van de moeder komt.

Beoordeling

Verzoek verlenging ondertoezichtstelling
De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn en dat het noodzakelijk is de ondertoezichtstelling te verlengen als verzocht. De concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bestaan uit het hierna volgende. De kinderen hebben al jarenlang te maken met een onveilige en instabiele thuissituatie vanwege complexe echtscheidingsproblematiek van de vader en de moeder. De vader en de moeder zijn vanwege hun eigen problematiek niet altijd in staat gebleken de emotionele en fysieke veiligheid van de kinderen te kunnen waarborgen. De kinderen zijn getuige geweest van huiselijk geweld, er is sprake (geweest) van ernstige beschuldigingen aan het adres van vader en de kinderen lijken zich nu in een loyaliteitsconflict te bevinden. Door de spanningen komen de kinderen onvoldoende toe aan hun ontwikkelingstaken en laten zij zorgelijk gedrag zien. En hoewel het bijvoorbeeld op zich goed is dat de kinderen de weg naar de kinderrechtswinkel weten te vinden, vraagt de kinderrechter zich ook af of [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hiermee, met name ook gezien hun jonge (emotionele) leeftijd, niet te veel in een volwassenenwereld worden getrokken. De kinderrechter spreekt ook zijn zorg uit over de vele procedures in eerste aanleg en hoger beroep die zijn en worden gevoerd in relatie tot de scheiding. Het kan niet anders dan dat de spanningen die deze met zich brengen voor de ouders ook effect hebben op de kinderen. De kinderrechter is van oordeel dat het in het belang van de kinderen is dat de komende periode aanvullend onderzoek wordt gedaan naar de kindeigen problematiek van de kinderen en dat zij passende (trauma)behandelingen gaan krijgen. De kinderrechter overweegt ook dat de gecertificeerde instelling een rol heeft in het verder vormgeven en voortzetten van het parallel ouderschap van de vader en de moeder, waaronder het bewaken van de daarbinnen gemaakte afspraken.
Zelfstandig verzoek vervangen gecertificeerde instelling
Artikel 1:259 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat de kinderrechter de gecertificeerde instelling kan vervangen door een andere gecertificeerde instelling. Wanneer de verhoudingen tussen de gecertificeerde instelling die ondertoezichtstelling uitvoert en de moeder dermate slecht zijn dat het belang van de kinderen vereist dat een andere gecertificeerde instelling met het toezicht wordt belast, kan een dergelijk verzoek worden toegewezen.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting, is naar het oordeel van de kinderrechter vast komen te staan dat de verhouding tussen de gecertificeerde instelling en de moeder moeizaam is. Van zodanige slechte verhoudingen dat de kinderen daaronder lijden is echter niet gebleken. Een belangrijk element in de moeizame relatie van moeder met de gecertificeerde instelling is de partijdigheid die de moeder de gecertificeerde instelling toedicht. Het Gerechtshof heeft echter onlangs nog overwogen dat geen sprake is van partijdigheid en ook nadien is de kinderrechter niet gebleken van zodanig handelen door de gecertificeerde instelling dat moet worden geconcludeerd dat deze niet neutraal is. Het is de kinderrechter op grond van de stukken wel gebleken dat de moeder de neiging heeft de strijd aan te gaan met bijvoorbeeld de gecertificeerde instelling en dat sprake is van verschillen van inzicht. De moeder lijkt overtuigd van haar eigen inschatting van wat in het belang van de kinderen is. Dat is op zichzelf haar goed recht. De moeder staat hierdoor echter niet voldoende open voor begeleiding. Op de moeder rust de plicht om zich er voor in te zetten om samen met de gecertificeerde instelling te werken aan hetgeen in het belang van de kinderen moet worden geacht. De kinderrechter heeft op de zitting begrip getoond voor het gevoel wat moeder heeft gekregen door sommige e-mails die de gecertificeerde instelling heeft verzonden. Echter, het zou bijvoorbeeld helpen als de moeder zou leren zich minder snel aangevallen te voelen (of niet voldoende serieus genomen). Het vervangen van de gecertificeerde instelling kan - zo volgt reeds uit het voorgaande - niet aan de orde zijn en is om de navolgende redenen ook niet in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
De kinderen hebben over de jaren veel te maken gehad met verschillende hulpverlenende instanties. De kinderrechter acht het niet wenselijk dat de kinderen opnieuw kennis moeten maken en een vertrouwensband moeten opbouwen met de hulpverlening. De moeder heeft op zitting ook erkend dat dit een negatief aspect zou zijn van een vervanging van de gecertificeerde instelling. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] vinden het volgens de gecertificeerde instelling het overigens ook prima als de huidige gezinsvoogden betrokken blijven. Tenslotte geldt nog dat de huidige gecertificeerde instelling al jaren betrokken is bij het gezin en beschikt over veel (dossier)kennis. Een vervanging van de gecertificeerde instelling zou onherroepelijk leiden tot het verloren gaan van kennis en bovendien vertraging met zich brengen, hetgeen evenmin in het belang van de kinderen moet worden geacht.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] van 22 februari 2021 tot 22 februari 2022 met behoud van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering als gecertificeerde instelling die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling;
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het zelfstandig verzoek tot vervanging van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering door een andere gecertificeerde instelling.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 februari 2021 door mr. E.J. Stalenberg, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. D. van Amelsvoort als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 3 maart 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.