ECLI:NL:RBDHA:2021:2145

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 februari 2021
Publicatiedatum
9 maart 2021
Zaaknummer
NL21.490
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van economische redenen zonder raakvlak met vluchtelingschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 februari 2021 uitspraak gedaan over de asielaanvraag van eiser, die afkomstig is uit Algerije. De rechtbank heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft verklaard Algerije te hebben verlaten vanwege economische redenen, maar de rechtbank oordeelde dat deze redenen geen raakvlak hebben met vluchtelingschap of schending van artikel 3 van het EVRM. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was van een op eiser gerichte onmenselijke of vernederende behandeling in Algerije.

De rechtbank heeft verder overwogen dat Algerije is aangewezen als een veilig land van herkomst. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat Algerije voor hem persoonlijk niet veilig is, en hij heeft bovendien geen hulp of bescherming in zijn land van herkomst gezocht. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid terecht was, en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan in het openbaar en is bekendgemaakt op dezelfde dag. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.490
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. D. de Heuvel),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. G. Cambier).

ProcesverloopBij besluit van 12 januari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL21.491, plaatsgevonden op 12 februari 2021. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht vooraf, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en heeft telefonisch deelgenomen aan de behandeling ter zitting.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Verweerder heeft in het voornemen en het bestreden besluit voldoende gemotiveerd dat eiser ter onderbouwing van zijn asielaanvraag alleen verklaringen heeft afgelegd die niet relevant zijn voor de vraag of hij in aanmerking komt voor asielrechtelijke bescherming. Eiser heeft verklaard dat hij zijn land van herkomst Algerije heeft verlaten om economische redenen. Dat zijn leven in sociaaleconomisch opzicht in Algerije zwaar was, levert geen raakvlak op met vluchtelingschap of met schending van artikel 3 van het EVRM. Van een op zijn persoon gerichte onmenselijke of vernederende behandeling is niet gebleken.
2. Daarnaast heeft verweerder terecht overwogen dat Algerije is aangewezen als veilig land van herkomst en dat eiser met zijn verklaringen niet aannemelijk heeft gemaakt dat Algerije voor hem persoonlijk niet veilig is. Verweerder heeft er daarbij nog terecht op gewezen dat eiser naar eigen zeggen in Algerije geen hulp of bescherming heeft gezocht. Eiser heeft zijn stelling van het tegendeel in beroep niet (alsnog) onderbouwd.
3. De aanvraag is dan ook terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Gelet hierop is conform verweerders beleid terecht aan eiser een vertrektermijn onthouden. Eiser heeft niet onderbouwd waarom dit onjuist is. Het beroep is ongegrond.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 februari 2021 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.