ECLI:NL:RBDHA:2021:2138

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 maart 2021
Publicatiedatum
9 maart 2021
Zaaknummer
NL21.1567
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Guinese eiser wegens onvoldoende bewijs van vervolging op basis van etniciteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de asielaanvraag van een Guinese eiser, die stelt te zijn vervolgd vanwege zijn Fula etniciteit. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. De rechtbank heeft op 5 maart 2021 de zaak behandeld, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris gemotiveerd heeft ingegaan op de argumenten van de eiser, maar dat de eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claims van discriminatie en vervolging.

De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij als vluchteling moet worden aangemerkt volgens het Vluchtelingenverdrag. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser, waaronder zijn analfabetisme en de slechte leefomstandigheden van de Fula in Guinee, overwogen, maar kwam tot de conclusie dat deze niet voldoende waren om de afwijzing van de asielaanvraag te weerleggen. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de eiser onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn persoonlijke ervaringen van mishandeling en discriminatie.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag door de staatssecretaris in stand blijft. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.1567

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. B. Manawi),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Oba).

ProcesverloopBij besluit van 27 januari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond als bedoeld in artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Daarnaast heeft verweerder eiser geen reguliere vergunning voor bepaalde tijd op grond van artikel 14, eerste lid, onder e van de Vw in samenhang met artikel 3.6ba van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb), dan wel uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw verleend

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 februari 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is mevrouw Camara verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Guinese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedag] 1995.
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
identiteit, nationaliteit en herkomst;
discriminatie vanwege Fula etniciteit;
mishandeling als gevolg van aangifte tegen generaal [generaal] .
Verweerder heeft de elementen 1 en 2 geloofwaardig geacht. Element 3 heeft verweerder niet geloofwaardig geacht. Verweerder heeft daaraan ten grondslag gelegd dat het relaas van eiser veel vage en tegenstrijdige verklaringen bevat en er sprake is van ongerijmd handelen op essentiële onderdelen van het asielrelaas van eiser. Verweerder heeft zich daarnaast op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de door hem ondervonden discriminatie in Guinee wegens zijn Fula etniciteit een dusdanig ernstige beperking van de bestaansmogelijkheden oplevert dat het voor eiser onmogelijk is om op maatschappelijk en sociaal gebied te kunnen functioneren. Eiser heeft volgens verweerder niet aannemelijk gemaakt dat hij dient te worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag of dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade. Verweerder concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als ongegrond.
3. Eiser verzoekt de rechtbank de inhoud van de stukken in eerste aanleg als herhaald en ingelast te beschouwen.
3.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit gemotiveerd is ingegaan op hetgeen eiser eerder heeft aangevoerd. Voor zover eiser in beroep niet heeft geconcretiseerd op welke punten de motivering van het bestreden besluit ontoereikend is, kan de enkele herhaling van de inhoud van de stukken in beroep niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit.
4. Eiser voert aan dat niet valt in te zien hoe verweerder rekening heeft gehouden met het analfabetisme en de laaggeletterdheid van eiser. Tegen het standpunt van verweerder dat eiser er niet in is geslaagd om zijn persoonlijke vrees aannemelijk te maken voert eiser aan dat hij geprobeerd heeft een algemeen beeld te schetsen over de discriminatie en de slechte leefomstandigheden van Fula in Guinee. Eiser legt daaraan ten grondslag dat hij het te moeilijk vond de vragen te beantwoorden en hierdoor in de war raakte. De stelling van verweerder dat eiser door middel van Koranlessen in staat is gebleken om normaal te functioneren in de maatschappij volgt eiser niet. Eiser betoogt dat hij een geloof aan kan hangen en tegelijk analfabeet kan zijn.
4.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er voldoende rekening is gehouden met het analfabetisme en begripsniveau van eiser. Hierbij heeft verweerder mogen betrekken dat er tijdens de gehoren voldoende rekening is gehouden met het referentiekader van eiser. Vragen zijn door verweerder vaak herhaald en eiser heeft aan het einde van het nader gehoor aangegeven de vragen en de tolk overwegend begrepen te hebben (pagina 22 en 23 van het nader gehoor). In de correcties en aanvullingen bij het nader gehoor is door eiser geen opmerking meer gemaakt over de tolk. Verweerder is in het voornemen evenals het bestreden besluit ingegaan op het analfabetisme en begripsniveau van eiser. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat het analfabetisme van eiser niet met zich mee brengt dat van eiser in het geheel niet mag worden verwacht dat hij consistent verklaart en gedetailleerd kan verklaren als het over zijn eigen ervaringen gaat. Verweerder heeft hierbij mogen betrekken dat eiser voldoende in staat is gebleken om normaal te functioneren in de maatschappij, aangezien hij Koranlessen heeft gevolgd.
4.2.
Ten aanzien van de verklaringen van eiser heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser summier en tegenstrijdig heeft verklaard. Verweerder heeft hieraan ten grondslag mogen leggen dat eiser geen inzicht heeft gegeven in door wie hij is mishandeld (pagina 4 van het voornemen). Ten overvloede heeft verweerder terecht opgemerkt dat het bevreemding wekt dat eiser aangifte heeft gedaan na het overlijden van zijn vader, maar dat eiser geen aangifte heeft gedaan na het overlijden van zijn echtgenote. Het betoog van eiser dat het om twee verschillende momenten in zijn leven gaat en dat eiser gedurende het overlijden van zijn echtgenote vreesde voor generaal [generaal] volgt verweerder terecht niet. Dat door eiser kennelijk gestreden is voor gerechtigheid voor zijn vader valt niet te rijmen met het niet nastreven van dezelfde gerechtigheid van de echtgenote van eiser; dit temeer daar eiser heeft verklaard ook bij terugkeer voor gerechtigheid op te zullen komen.
5. Eiser voert aan dat hij binnen zijn mogelijkheden heeft verklaard over de discriminatie en slechte omstandigheden voor Fula (ook wel Pular) in Guinee. Eiser verwijst hiervoor naar een drietal bronnen. Productie 1 [1] en het algemeen ambtsbericht (juni 2014) beschrijven geweld tijdens demonstraties waarbij in de voorgaande jaren Pular in het bijzonder slachtoffer waren. Productie 2 [2] noemt de Pular als een bevolkingsgroep die onder druk staat. Het is eiser niet duidelijk hoe hij zijn asielrelaas zou moeten onderbouwen met documenten. Eiser geeft aan dat hij in een achtergestelde wijk woonde, waar geen educatie is en men te maken heeft met een corrupte overheid.
5.1.
De rechtbank merkt vooraf op dat verweerder de discriminatie jegens Fula geloofwaardig heeft bevonden, waardoor de discriminatie en slechte omstandigheden van Fula in Guinee hier niet in geschil is. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat niet is gebleken dat de door eiser ondervonden discriminatie een dusdanig ernstige beperking van de bestaansmogelijkheden oplevert dat het voor eiser onmogelijk is om op maatschappelijk en sociaal gebied te kunnen functioneren. Verweerder heeft daarbij kunnen betrekken dat de familie van eiser toegang had tot scholing en er geen moeilijkheden waren een eigen levensmiddelenbedrijf te bestieren.
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat uit de openbare bronnen waar eiser in beroep naar heeft verwezen weliswaar blijkt dat Fula onderdrukt werden in Guinee rond 2015, maar dat uit deze bronnen niet volgt dat het voor eiser een ernstige beperking van de bestaansmogelijkheden oplevert en het voor eiser onmogelijk is om op maatschappelijk niveau te functioneren. Verweerder heeft deugdelijk gemotiveerd dat eiser er niet in is geslaagd om zijn persoonlijke vrees aannemelijk te maken. De rechtbank merkt daarbij op dat dit wel op eisers weg had gelegen.
6. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw.
7. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.S.G. Jongeneel, rechter, in aanwezigheid vanmr. D.M. Biermann, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Canada: Immigration and Refugee Board of Canada,
2.MRG – Minority Rights Group International: Peoples under Threat 2015, 20 May 2015