ECLI:NL:RBDHA:2021:2138
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Guinese eiser wegens onvoldoende bewijs van vervolging op basis van etniciteit
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de asielaanvraag van een Guinese eiser, die stelt te zijn vervolgd vanwege zijn Fula etniciteit. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. De rechtbank heeft op 5 maart 2021 de zaak behandeld, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris gemotiveerd heeft ingegaan op de argumenten van de eiser, maar dat de eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claims van discriminatie en vervolging.
De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij als vluchteling moet worden aangemerkt volgens het Vluchtelingenverdrag. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser, waaronder zijn analfabetisme en de slechte leefomstandigheden van de Fula in Guinee, overwogen, maar kwam tot de conclusie dat deze niet voldoende waren om de afwijzing van de asielaanvraag te weerleggen. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de eiser onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn persoonlijke ervaringen van mishandeling en discriminatie.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag door de staatssecretaris in stand blijft. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen een week na bekendmaking.