Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[naam 2], verzoekster 2
[naam 3], verzoeker 3
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 25 februari 2021 uitspraak gedaan in een procedure betreffende voorlopige voorzieningen in asielzaken. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was verweerder in deze zaak, vertegenwoordigd door mr. E. Sweerts. De verzoekers, die asiel aanvragen, werden bijgestaan door hun gemachtigde mr. M.M. Polman. De verzoekers hebben tegen de besluiten van de staatssecretaris, waarin hun asielaanvragen als kennelijk ongegrond zijn afgewezen, beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
Het onderzoek ter zitting vond plaats op 5 februari 2021, waar de verzoekers aanwezig waren met hun gemachtigde en een tolk, T. Coric. De voorzieningenrechter heeft de verzoeken om voorlopige voorzieningen afgewezen, verwijzend naar een eerdere uitspraak die op dezelfde dag is gedaan in de zaken NL21.973, NL21.975 en NL21.977. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier mr. N.M.L. van der Kammen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.