ECLI:NL:RBDHA:2021:2122

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 maart 2021
Publicatiedatum
9 maart 2021
Zaaknummer
AWB 20/9082
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering machtiging tot voorlopig verblijf op basis van niet-duurzame relatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 maart 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de weigering van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor eiseres, een Iraakse nationaliteit houdende vrouw. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft het bezwaar van eiseres tegen de afwijzing van haar mvv-aanvraag kennelijk ongegrond verklaard. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij zij werd bijgestaan door haar gemachtigde. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 10 februari 2021.

Eiseres heeft aangevoerd dat de staatssecretaris ten onrechte heeft geoordeeld dat er geen duurzame en exclusieve relatie bestaat tussen haar en haar referent, die een asielvergunning heeft. De staatssecretaris had in eerdere besluiten gesteld dat eiseres niet door de referent was genoemd in zijn asielprocedures, maar in het bestreden besluit werd dit niet als doorslaggevend beschouwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de referent tijdens zijn laatste asielprocedure heeft verklaard dat eiseres zijn vriendin is, maar dat dit niet voldoende was om een duurzame relatie aan te nemen. De rechtbank heeft ook overwogen dat de referent niet voldoende verklaringen heeft afgelegd over hun relatie.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat eiseres niet voldoet aan de vereisten voor een mvv op basis van een duurzame relatie, zoals vastgelegd in de Vreemdelingenwet. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/9082

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. H.A.C. Klein Hesselink),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigden: mr. J.A.C.M. Prins en J. Visser).

Procesverloop

Bij besluit van 12 november 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de weigering om haar een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) te verlenen kennelijk ongegrond verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 februari 2021. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door J. Visser.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] en heeft de Iraakse nationaliteit. Ten behoeve van haar overkomst naar Nederland is een mvv in het kader van nareis aangevraagd door [Naam 2], referent. Hij heeft een asielvergunning gekregen. Hij heeft bij de mvv-aanvraag gesteld dat eiseres zijn verloofde is.
2. Bij besluit van 23 maart 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder deze aanvraag afgewezen omdat eiseres niet door referent is genoemd tijdens zijn eerste en tweede asielprocedure.
3. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Bij brief van 29 oktober 2020 heeft verweerder meegedeeld zijn standpunt te zullen wijzigen en eiseres in de gelegenheid gesteld om daarop te reageren. Eiseres heeft op 9 november 2020 gereageerd. Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres kennelijk ongegrond verklaard. Anders dan in het primaire besluit heeft verweerder niet doorslaggevend geacht dat eiseres niet door referent is genoemd. Verweerder stelt zich echter op het standpunt dat niet aannemelijk is gemaakt dat de relatie tussen eiseres en referent vóór de komst van referent naar Nederland gelijk te stellen is aan een huwelijk.
4. Eiseres voert in beroep aan dat verweerder ten onrechte niet heeft onderkend dat referent in voldoende mate heeft verklaard over hun relatie. Daarnaast heeft verweerder volgens eiseres ten onrechte in de beoordeling betrokken dat er op haar ID-kaart als partner een onbekende vermeld staat aangezien er sprake is van een vertaalfout. Verder stelt eiseres dat zij over haar bezwaar had moeten worden gehoord. Ter onderbouwing van het beroep heeft eiseres een huwelijksakte en een verklaring van haar zussen overgelegd.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. De ongehuwde partner die in aanmerking wil komen voor nareis, moet een duurzame, exclusieve relatie hebben met de referent. Dit volgt uit artikel 29, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw), gelezen in samenhang met C2/4.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc). Dit is een implementatie van artikel 4, derde lid, van de Richtlijn 2003/86/EG (Gezinsherenigingsrichtlijn). Samenwoning is niet vereist om een dergelijke relatie aan te nemen. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 10 december 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:4132).
6. Het moment waarop sprake moet zijn van een duurzame, exclusieve relatie betreft gelet op artikel 29, tweede lid, van de Vw het moment van binnenkomst van referent. Dit is gezien de uitspraak van de Afdeling van 22 februari 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:455) geen onjuiste implementatie van artikel 9, tweede lid, van de Gezinsherenigingsrichtlijn.
7. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat niet is gebleken van een duurzame, exclusieve relatie tussen eiseres en referent. Verweerder heeft aan eiseres kunnen tegenwerpen dat referent haar tijdens zijn eerste en tweede asielprocedure niet heeft genoemd. Verweerder heeft in het bestreden besluit voldoende duidelijk gemaakt dat deze tegenwerping niet doorslaggevend is, maar wel geldt als een omstandigheid waarmee rekening wordt gehouden. Verweerder heeft ook aan eiseres kunnen tegenwerpen dat referent later niet alsnog voldoende verklaringen over de gestelde relatie heeft afgelegd. Tijdens zijn derde en laatste asielprocedure heeft referent verklaard dat eiseres zijn vriendin is en dat hij vijf maanden vóór zijn vertrek met haar is verloofd. Verweerder heeft terecht het standpunt ingenomen dat daaruit geen duurzame, exclusieve relatie kan worden vastgesteld. Ook heeft verweerder terecht het standpunt ingenomen dat uit de stellingen dat eiseres verre familie is van referent en dat hij haar al langere tijd kende geen duurzame, exclusieve relatie kan worden vastgesteld.
8. Verder is verweerder op goede gronden niet meegegaan in de stelling van referent dat hij de relatie niet eerder heeft genoemd omdat hij niet wist wat daarmee naar Nederlandse maatstaven wordt bedoeld. De omstandigheid dat ongehuwd samenwonen in de herkomstregio van eiseres en referent niet denkbaar is, laat namelijk onverlet dat referent had moeten kunnen verklaren over zijn gevoelens voor eiseres en over de manier waarop hij met haar omging. Bovendien heeft verweerder niet aan eiseres tegengeworpen dat het niet mogelijk was om vóór het vertrek van referent te huwen of samen te wonen. Ten slotte heeft verweerder in de beoordeling kunnen betrekken dat referent tijdens zijn derde en laatste asielprocedure heeft verklaard dat hij alleen praat over trouwen met eiseres en nog moet bezien of dat daadwerkelijk mogelijk zal zijn. De rechtbank volgt eiseres niet in de stelling dat deze tegenwerping onterecht is omdat referent op dat moment uitsluitend met zijn gedachten bij de asielprocedure zou zijn geweest.
9. Ten aanzien van de in bezwaar overgelegde verklaring van de zussen van eiseres heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat deze niet verifieerbaar is. In beroep is opnieuw een verklaring van de zussen van eiseres overgelegd, ditmaal voorzien van foto’s waarop te zien is dat de verklaring met duimafdrukken wordt ondertekend. Verweerder heeft zich ten aanzien van laatstgenoemde verklaring terecht op het standpunt gesteld dat deze slechts vermeldt dat eiseres en referent een liefdesrelatie hebben en dat dit te summier is om vast te stellen of er sprake is van een duurzame, exclusieve relatie.
10. In beroep heeft eiseres een vertaling van haar ID-kaart overgelegd die afwijkt van de bij de aanvraag overgelegde vertaling. De rechtbank zal hierop niet inhoudelijk ingaan omdat dit document naar zijn aard niet kan dienen als onderbouwing van de relatie tussen eiseres en referent. De rechtbank zal ook niet inhoudelijk ingaan op de in beroep overgelegde huwelijksakte omdat deze niet ziet op het hiervoor onder 6. benoemde peilmoment.
11. Gelet op het voorgaande heeft verweerder uit het bezwaarschrift, gelezen in relatie tot het primaire besluit, meteen kunnen concluderen dat het bezwaar ongegrond was. Op grond van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht heeft verweerder dan ook mogen afzien van horen in bezwaar. Het bepaalde in C2/4.1.2 van de Vc maakt dit niet anders omdat dit ziet op het onderbouwen van de aanvraag en niet op het (horen in) bezwaar.
12. Het beroep is ongegrond.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2021.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.