Uitspraak
(verder te noemen: verzoeker).
Rechtbank Den Haag
Op 13 januari 2021 heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, een beslissing genomen op een verzoek tot verschoning van mr. B. Fijnheer, bestuursrechter. Het verzoek tot verschoning werd ingediend in het kader van de behandeling van vreemdelingenzaken, waarbij de heer [belanghebbende] betrokken was. De verschoningskamer ontving het verzoek op 5 januari 2021 en heeft op 12 januari 2021 een telefonische toelichting van verzoeker ontvangen. Er vond geen mondelinge behandeling plaats. De zaken waar het om ging, betroffen beroepen van de belanghebbende die op 21 januari 2021 behandeld zouden worden. Verzoeker voelde zich niet vrij om deze zaken te behandelen, omdat hij eerder als rechter-commissaris betrokken was bij het strafproces tegen de belanghebbende, die strafrechtelijk was veroordeeld voor een misdrijf. Dit leidde tot de vrees voor partijdigheid, wat volgens de verschoningskamer objectief gerechtvaardigd was. De verschoningskamer verklaarde het verzoek tot verschoning gegrond en droeg de griffier op om deze beslissing aan alle betrokken partijen toe te zenden. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.