Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.[eisende partij sub 1] [plaats] ,
[eisende partij sub 2]te [plaats] ,
1.De procedure
- de dagvaarding van 6 februari 2020, met producties,
- de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid,
- de conclusie van antwoord in het incident houdende exceptie van onbevoegdheid ex art. 11 Rv, houdende bezwaar tegen nadere antwoordconclusie hoofdzaak.
2.De feiten in het incident
retail accountheeft onder dit account een bedrag van € 250 ingelegd. Vrij spoedig daarna heeft [eisende partij sub 1 c.s.] gekozen voor een
professional account.In de periode van 1 oktober 2019 tot 28 november 2019 heeft [eisende partij sub 1 c.s.] bedragen met een beloop van € 380.250 ingelegd.
3.Het geschil
primair:dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart van het geschil kennis te nemen, althans in afwachting van een definitieve beslissing de onderhavige procedure aanhoudt, althans iedere nadere beslissing aanhoudt totdat door het HvJEU zal zijn beslist op de prejudiciële vragen over artikel 7 lid 2 Brussel I Bis-Vo [1] zoals vermeld onder nr. 3.50 van de incidentele conclusie;
subsidiair:dat, voor zover de rechtbank bevoegd is van onderhavig geschil kennis te nemen, de rechtbank verklaart dat op dit geschil Cypriotisch recht van toepassing is.
4.De beoordeling in het incident
- dat één van de contractanten een consument is die handelt in een kader dat als niet bedrijfs- of beroepsmatig kan worden beschouwd,
- dat er daadwerkelijk een overeenkomst is gesloten tussen deze consument en een bedrijfs- of beroepsmatig handelende persoon, en
- dat deze overeenkomst valt onder een van de in lid 1, onder a) tot en met c), van dat artikel 17 bedoelde categorieën.
- het begrip „consument” moet restrictief moet worden uitgelegd op basis van de positie die de betrokken persoon in een bepaalde overeenkomst inneemt in verband met de aard en het doel van deze overeenkomst, en niet op basis van de subjectieve situatie van die persoon;
- alleen overeenkomsten die een individu los en onafhankelijk van enige bedrijfs- of beroepsmatige activiteit of doelstelling sluit met als enige doel te voldoen aan de eigen particuliere consumptiebehoeften, vallen onder de beschermende regeling van artikelen 17 tot en met 19 Brussel I bis-Vo;
- deze bijzondere bescherming is niet gerechtvaardigd wanneer een overeenkomst wordt gesloten omwille van een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit; dat is niet anders wanneer deze activiteit voor de toekomst is gepland;
- niet relevant is of de consument zich op een specifieke manier gedraagt;
- bij financiële dienstverleningsovereenkomsten betekent dit dat niet relevant is wat de waarde is van de verrichte transacties, de omvang van de risico’s op financiële verliezen, de eventuele kennis of deskundigheid van een persoon op het gebied van financiële instrumenten of zijn actieve gedrag bij dergelijke transacties, noch of de consument een groot aantal transacties heeft verricht in een relatief kort tijdsbestek of dat hij grote bedragen in die transacties heeft geïnvesteerd;
- evenmin is relevant of de betreffende persoon een „niet-professionele belegger” is in de zin van artikel 4 lid 1 onder 12 van de EU-Richtlijn MIFID I
professional accounthad bij F1 Markets;
shares, bonds en binary options;
net wealthhad van meer dan € 700.000 en een jaarlijks inkomen tussen € 100.000 en € 350.000.
- [eisende partij sub 1 c.s.] is met F1 Markets in contact gekomen door te responderen op een advertentie voor het beleggen in cryptomunten die was gericht op particulieren. Waar [eisende partij sub 1 c.s.] op basis van deze advertentie het idee had om te gaan beleggen in cryptomunten, is hij uiteindelijk gaan beleggen in CFD’s. De aanvankelijke doelstelling, handel in cryptomunten, in combinatie met de wijze waarop [eisende partij sub 1 c.s.] met F1 Markets in contact is gekomen, duidt niet op een beroepsmatige doelstelling om te gaan beleggen in complexe financiële producten;
- [eisende partij sub 1 c.s.] heeft onbestreden gesteld dat het geld dat hij heeft ingelegd bestond uit het spaargeld dat hij had opgebouwd om eerder met pensioen te kunnen gaan. Hij wilde door te gaan beleggen meer rendement halen uit dit spaargeld. Hij deed de beleggingen dus uit eigen vermogen en voor zichzelf, met als doel het vergroten van zijn privévermogen;
- anders dan F1 Markets aanvoert stelt [eisende partij sub 1 c.s.] onder punt 13 van de dagvaarding niet dat hij een kleinschalige handel in beleggen wilde gaan starten. De kleinschalige handel betreft punt 15 van de dagvaarding, waarin [eisende partij sub 1 c.s.] stelt dat de
- dat het
- zoals hiervoor is gememoreerd heeft het HvJEU bovendien bepaald dat voor het zijn van consument in de zin artikel 17 Brussel I bis-Vo het gedrag van die persoon in het kader van de overeenkomst die hij sluit niet relevant is. Dat [eisende partij sub 1 c.s.] tegenover F1 Markets zou hebben aangegeven te beschikken over een belegbaar vermogen van meer dan