ECLI:NL:RBDHA:2021:2043

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 februari 2021
Publicatiedatum
5 maart 2021
Zaaknummer
7229274 / CV EXPL 18-4110
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake loonvordering en reconventionele vordering tussen werknemer en Titan Television B.V.

In deze bodemzaak heeft de kantonrechter op 4 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als '[eiser]', en zijn werkgever, Titan Television B.V. De werknemer had een loonvordering ingediend, die gedeeltelijk werd toegewezen. De kantonrechter oordeelde dat de werknemer recht had op zijn salaris over de periode van 25 tot en met 31 juli 2016, evenals vakantietoeslag over deze periode en de maand augustus 2016. De reconventionele vordering van Titan tot terugbetaling van salaris werd afgewezen, omdat niet was aangetoond dat de werknemer onverschuldigd was betaald.

De zaak kwam voort uit een geschil over de vraag of de werknemer bedrijfsinformatie had gekopieerd of meegenomen na het einde van zijn dienstverband. De kantonrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om deze stelling van Titan te onderbouwen. De getuigenverklaringen gaven geen steun aan de bewering dat de werknemer bedrijfsinformatie had gekopieerd of niet had ingeleverd. De kantonrechter concludeerde dat de werknemer recht had op zijn volledige salaris, vermeerderd met vakantiegeld, voor de periode waarin hij had gewerkt.

De kantonrechter heeft Titan veroordeeld tot betaling van de verschuldigde bedragen aan de werknemer, inclusief wettelijke verhogingen en rente. Daarnaast werd Titan verplicht om de correcte loonstroken te verstrekken. De proceskosten werden toegewezen aan de werknemer, die in deze procedure grotendeels in het gelijk werd gesteld.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Zittingsplaats Gouda
PF
Zaaknummer 7229274 / CV EXPL 18-4110
Vonnis van de kantonrechter d.d. 4 februari 2021 in de zaak:
[eiser] , (toev.nr. 3JV3825)
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: aanvankelijk mr. G.C. Blom, thans procederende in persoon,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Titan Television B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie,
gemachtigde: aanvankelijk mr. T. Haneveld, thans mr. T.J.W.M. Stals
Partijen worden hierna aangeduid als “ [eiser] ” en “ Titan ”.

1.Verdere procedure

De kantonrechter heeft na het tussenvonnis van 10 januari 2019 kennis genomen van de volgende stukken:
  • akte van Titan van 7 februari 2019;
  • een map met bewijstukken, transcripties van audiofragmenten en een usb-stick ingekomen op 6 mei 2019;
  • het proces-verbaal van het getuigenverhoor van 3 juli 2019;
  • een brief van [eiser] met als onderwerp getuigenverhoor ontvangen op 16 juli 2019;
  • twee mappen met bewijsstukken genaamd ‘The devil is in the details’ ingekomen op 28 februari 2020;
  • de aantekeningen van de zitting van 29 juni 2020;
  • het proces-verbaal van het getuigenverhoor van 3 september 2020;
  • de akte van [eiser] van 1 oktober 2020;
  • de akte van uitlating na enquête van Titan van 29 oktober 2020;
  • de rolbeslissing van 26 november 2020;
  • de akte van uitlating van Titan van 7 januari 2021.

2.Verdere beoordeling

2.1
Bij tussenvonnis van 10 januari 2019 heeft de kantonrechter in conventie [eiser] toegelaten tot bewijs van zijn stelling dat hij in juli 2016 vijf dagen en in de periode van 1 tot en met 14 augustus en 16 tot en met 21 augustus 2016 de bedongen arbeid bij Titan heeft verricht. Voorts heeft hij Titan in reconventie toegelaten tot bewijs van haar stelling dat zij over de periode van 1 tot en met 14 augustus en 16 tot en met 21 augustus 2016 onverschuldigd het loon aan [eiser] heeft betaald en [eiser] bedrijfsinformatie van haar heeft gekopieerd en/of dat hij een fysieke map met bedrijfsinformatie van haar heeft ontvangen en deze niet bij haar heeft ingeleverd.
2.2
[eiser] heeft vervolgens mappen met bewijstukken in het geding gebracht en op 3 juli 2019 en 9 september 2020 zijn op verzoek van partijen getuigen gehoord.
2.3
Bij brief van 4 april 2019, overgelegd als productie 14 behorende bij de map van 6 mei 2019, heeft [eiser] opgemerkt dat er een fout is geslopen onder 2.2 van het tussenvonnis van 10 januari 2019. Daar stond ten onrechte vermeld dat [eiser] na 22 augustus 2016 niet meer zou hebben gewerkt, maar hij heeft tijdens de comparitie van 5 december 2018 juist gesteld dat hij gedurende 29 tot en met 31 augustus 2016 wel had gewerkt op het kantoor van Titan , aldus [eiser] .
De kantonrechter is van oordeel dat dit standpunt van [eiser] berust op een onjuiste lezing van de vastgestelde feiten onder 2.2 van het tussenvonnis. Daar staat immers niet meer vermeld dan dat [eiser] zich op 22 augustus 2016 wederom arbeidsongeschikt heeft gemeld. Dit feit staat tussen partijen niet ter discussie. Wel staat ter discussie of [eiser] daarna nog gewerkt heeft over de periode van 29 augustus tot en met 31 augustus 2016. In het tussenvonnis heeft de kantonrechter zich daar niet expliciet over uitgelaten. Hij heeft daar ook geen bewijsopdracht over verstrekt. Hierna zal de kantonrechter hierop terugkomen.
2.4
De eerste periode waarover de kantonrechter thans een oordeel dient te geven is de periode van 25 juli tot 1 augustus 2016. Het is daarbij aan [eiser] om te bewijzen dat hij gedurende deze periode heeft gewerkt.
[getuige 1] heeft als getuige verklaard dat [eiser] een aantal dagen, naar hij zich meent te herinneren circa twee, op kantoor is geweest. Daarna verscheen hij niet meer. In de daaropvolgende periode is hij nog een keer komen aanwaaien. Hij is toen een aantal uren op kantoor geweest, aldus [getuige 1] .
[getuige 2] heeft als getuige verklaard dat zij zich kan herinneren dat [eiser] in het begin van zijn dienstverband gedurende een heel korte periode werkzaamheden heeft verricht. Daarna heeft hij zich ziek gemeld. Tijdens de ziekteperiode heeft zij een keer een gesprek met [eiser] gehad. Volgens haar heeft [eiser] geen werkzaamheden verricht voor Titan .
[getuige 3] heeft als getuige in dit verband niets relevant kunnen verklaren.
[eiser] heeft in de door hem overgelegde mappen aan de hand van met name geciteerde geluidsfragmenten onderbouwd gesteld dat hij op 5, 8, 10 en 11 augustus 2016 heeft deelgenomen aan gesprekken op het kantoor van Titan . Titan heeft dat niet, althans onvoldoende gemotiveerd betwist, zodat dit in deze procedure alsnog is komen vast te staan.
Verder staat in de onderhavige procedure niet ter discussie dat [eiser] zich voor het eerst op 15 augustus 2016 arbeidsongeschikt heeft gemeld.
Naar het oordeel van de kantonrechter brengt het voorgaande, in samenhang beoordeeld, mee dat voldoende is komen vast te staan dat [eiser] werkzaamheden heeft verricht in de periode van 25 tot en met 29 juli 2016. Aangezien 30 en 31 juli 2016 in het weekend liggen heeft [eiser] daarmee voldoende aangetoond dat hij aanspraak heeft op zijn salaris over de periode van 25 tot en met 31 juli 2016.
2.5
Vervolgens is de vraag aan de orde of Titan er in is geslaagd om te bewijzen dat zij [eiser] onverschuldigd het salaris over de periode van 1 tot en met 14 augustus en 16 tot en met 21 augustus 2016 heeft betaald.
De kantonrechter is van oordeel dat ten aanzien van de periode van 1 tot en met 14 augustus 2016 Titan daarvoor onvoldoende bewijs heeft aangedragen. De enige verklaring waaruit voldoende zou kunnen worden afgeleid dat [eiser] gedurende deze periode niet heeft gewerkt is die van [getuige 1] . [getuige 2] verklaart immers wel dat [eiser] een korte periode heeft gewerkt, maar voegt daaraan toe dat [eiser] zich vervolgens arbeidsongeschikt heeft gemeld. Dat was voor het eerst op 15 augustus 2016. Bovendien, zoals hiervoor ook al is overwogen, heeft Titan onvoldoende gemotiveerd de deelname van [eiser] aan gesprekken op het kantoor van Titan in deze periode weersproken. Naar het oordeel van de kantonrechter kan Titan dan ook niet het salaris over de periode van 1 tot en met 14 augustus 2016 als onverschuldigd betaald terugvorderen. Tegelijkertijd is de kantonrechter gelet op het voorgaande van oordeel dat [eiser] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij wel werkzaamheden heeft verricht en aanspraak kan maken op de vakantietoeslag over het het salaris over deze periode.
Vervolgens heeft Titan met betrekking tot de periode van 16 tot en met 21 augustus 2016 onvoldoende gemotiveerd de door [eiser] in het geding gebrachte producties/
bewijsstukken weersproken, waaruit blijkt dat hij op 16 augustus 2016 weer bij ArboNed 100% hersteld is gemeld en op 22 augustus 2016 weer 100% arbeidsongeschikt. ArboNed heeft schriftelijk verklaard deze gegevens te hebben ontvangen van de verzekeraar van Titan . [eiser] heeft onbetwist aangevoerd dat ziek- en herstelmeldingen alleen door Titan konden worden/werden gedaan. Een en ander valt alleen redelijkerwijs te verklaren, indien [eiser] in de tussenliggende periode heeft gewerkt. Een andere verklaring ontbreekt. Bovendien heeft [eiser] gemotiveerd onderbouwd dat hij (in elk geval) op 19 augustus 2016 op kantoor van Titan is geweest. Titan heeft dit vervolgens niet weersproken. Gelet op een en ander is de kantonrechter van oordeel dat onvoldoende is komen vast te staan dat [eiser] gedurende de periode van 16 tot en met 21 augustus 2016 niet heeft gewerkt. [eiser] kan ook over deze periode aanspraak maken op de vakantietoeslag over zijn salaris.
2.6
Tenslotte dient de kantonrechter nog in te gaan op de vraag of [eiser] al dan niet gedurende de periode van 29 tot en met 31 augustus 2016 werkzaamheden heeft verricht. Dit is van belang om te kunnen beoordelen of [eiser] aanspraak heeft op zijn volledige salaris, vermeerderd met vakantiegeld (indien hij heeft gewerkt) of op 70% van zijn salaris, vermeerderd met vakantiegeld (indien hij arbeidsongeschikt was).
Zoals hiervoor al vermeld heeft de kantonrechter in het tussenvonnis hier geen expliciet oordeel over geveld.
De kantonrechter oordeelt thans dat Titan de stellingen en bewijsstukken van [eiser] ten aanzien van deze periode onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken.
Uit de overgelegde producties blijkt dat [eiser] op 31 augustus 2016 heeft germeld dat hij vanaf 15.30 uur verlof opneemt. Op 1 september 2016 meldt hij zich arbeidsongeschikt en meldt hij dat hij daarom niet op het werk komt. Op dezelfde dag meldt mevrouw [getuige 2] dat zij heeft geprobeerd [eiser] te bellen om te vragen wat er aan de hand is en de dag erna dat zij hem telefonisch niet kan bereiken. Voorts heeft de directeur van Titan , [naam] , [eiser] op 1 september 2016 een officiële waarschuwing gegeven voor het ‘niet geaccordeerd opnemen van verlof op 31 augustus 2016’.
Geconcludeerd kan worden dat [eiser] zich opnieuw op 1 september 2016 arbeidsongeschikt heeft gemeld en blijkens de overige bescheiden in de periode daarvoor werkzaamheden heeft verricht en vervolgens (een paar uur) verlof heeft opgenomen. [eiser] heeft derhalve aanspraak op zijn volledige salaris, vermeerderd met vakantiegeld over de genoemde periode.
2.7
Het voorgaande brengt mee dat [eiser] over de periode van 25 juli tot en met 31 juli 2016 nog aanspraak heeft op het door hem gevorderde bedrag van € 362,02 netto.
Daarnaast heeft [eiser] nog aanspraak op de vakantietoeslag over deze periode en over de maand augustus 2016.
Bij de betaling dient rekening te worden gehouden met de omstandigheid dat [eiser] op 15 en vanaf 22 tot en met 28 augustus 2016 arbeidsongeschikt is geweest en daarom slechts aanspraak had op 70% van zijn salaris vermeerderd met vakantietoeslag. De kantonrechter gaat ervan uit dat partijen aan de hand van nog over te leggen loonstroken in staat zijn een en ander te berekenen en te verrekenen.
Zoals in het tussenvonnis onder 4.2 overwogen heeft [eiser] daarnaast aanspraak op een bedrag van € 3.083,00 bruto ten aanzien van salaris, vermeerderd met vakantietoeslag over de maand september en oktober 2016, alsmede ten aanzien van de vergoeding van niet-genoten vakantiedagen.
De kantonrechter ziet aanleiding de wettelijke verhoging vast te stellen op 10% en de wettelijke rente toe te wijzen als gevorderd. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zijn eveneens toewijsbaar, nu [eiser] voldoende heeft onderbouwd dat buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht en deze kosten voor het overige niet zijn weersproken. De gevorderde verstrekking van loonstroken is eveneens toewijsbaar. De dwangsom zal worden gematigd als hier na te melden.
2.8
Het voorgaande brengt voorts mee dat de vordering van Titan tot terugbetaling van het salaris in reconventie zal worden afgewezen.
2.9
Als laatste dient nog beoordeeld worden of Titan erin is geslaagd om bewijs te leveren van haar stelling dat [eiser] bedrijfsinformatie van haar heeft gekopieerd en/of dat hij een fysieke map met bedrijfsinformatie van haar heeft ontvangen en deze niet bij haar heeft ingeleverd.
Naar het oordeel van de kantonrechter is dat niet het geval. Uit de afgelegde getuigenverklaringen kan hoogstens worden afgeleid dat het gebruikelijk bij Titan was dat aan medewerkers een bedrijfsmap werd verstrekt en dat deze ook aan [eiser] is verstrekt. Voorts ondersteunen de getuigen de stelling dat deze map op een gegeven moment niet meer op het bureau van [eiser] lag. Uit de verklaringen kan echter niet worden geconcludeerd dat [eiser] bedrijfsinformatie heeft gekopieerd dan wel dat hij de fysieke map met bedrijfsinformatie heeft meegenomen en niet meer bij Titan heeft ingeleverd.
Gelet op het voorgaande kunnen de overige stellingen van partijen ten aanzien van de (al dan niet) overtreding van artikel 15 van de arbeidsovereenkomst en de verbeurde boete onbesproken blijven. De vordering in reconventie zal daarom geheel worden afgewezen.
2.1
Titan zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in conventie en reconventie. Nu [eiser] later in de procedure in persoon is verschenen, zullen de noodzakelijke reis-, verblijf- en verletkosten tot op heden aan zijn kant forfaitair worden vastgesteld op het hierna vermelde bedrag.
De nakosten, voor zover gemaakt, worden begroot op een half salarispunt tot een maximum van € 120,00.

3.3. BeslissingDe kantonrechter

in conventie- veroordeelt Titan om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 362,02 netto, alsmede tot betaling van de vakantie toeslag over het verschuldigde salaris over juli en augustus 2016;
- veroordeelt Titan om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 3.082,00 bruto;
- veroordeelt Titan om aan [eiser] te betalen de wettelijke verhoging over de hiervoor genoemde bedragen en de wettelijke rente vanaf de 1e van de maand volgend op de maand waarop het salaris en de vakantietoeslag verschuldigd zijn tot aan de dag van algehele voldoening;
- veroordeelt Titan om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 645,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
- veroordeelt Titan om aan [eiser] de correcte loonstroken over de maanden juli, september en oktober 2016 te verstrekken, alsmede de jaaropgave 2016, een en ander binnen een maand na betekening van dit vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,00 per dag dat Titan nalaat aan deze veroordeling te voldoen en tot een maximum van € 2.500,00
- wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
- wijst de vordering af;
in conventie en reconventie
- veroordeelt Titan in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden vastgesteld op een bedrag van € 1.105,75, waarvan een bedrag van € 1.026,75 aan verletkosten aan de zijde van [eiser] ;
-
verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. P.M. Frinking en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 februari 2021.