Uitspraak
Rechtbank den haag
1.Verdere procedure
- akte van Titan van 7 februari 2019;
- een map met bewijstukken, transcripties van audiofragmenten en een usb-stick ingekomen op 6 mei 2019;
- het proces-verbaal van het getuigenverhoor van 3 juli 2019;
- een brief van [eiser] met als onderwerp getuigenverhoor ontvangen op 16 juli 2019;
- twee mappen met bewijsstukken genaamd ‘The devil is in the details’ ingekomen op 28 februari 2020;
- de aantekeningen van de zitting van 29 juni 2020;
- het proces-verbaal van het getuigenverhoor van 3 september 2020;
- de akte van [eiser] van 1 oktober 2020;
- de akte van uitlating na enquête van Titan van 29 oktober 2020;
- de rolbeslissing van 26 november 2020;
- de akte van uitlating van Titan van 7 januari 2021.
2.Verdere beoordeling
De kantonrechter is van oordeel dat dit standpunt van [eiser] berust op een onjuiste lezing van de vastgestelde feiten onder 2.2 van het tussenvonnis. Daar staat immers niet meer vermeld dan dat [eiser] zich op 22 augustus 2016 wederom arbeidsongeschikt heeft gemeld. Dit feit staat tussen partijen niet ter discussie. Wel staat ter discussie of [eiser] daarna nog gewerkt heeft over de periode van 29 augustus tot en met 31 augustus 2016. In het tussenvonnis heeft de kantonrechter zich daar niet expliciet over uitgelaten. Hij heeft daar ook geen bewijsopdracht over verstrekt. Hierna zal de kantonrechter hierop terugkomen.
[getuige 1] heeft als getuige verklaard dat [eiser] een aantal dagen, naar hij zich meent te herinneren circa twee, op kantoor is geweest. Daarna verscheen hij niet meer. In de daaropvolgende periode is hij nog een keer komen aanwaaien. Hij is toen een aantal uren op kantoor geweest, aldus [getuige 1] .
[getuige 2] heeft als getuige verklaard dat zij zich kan herinneren dat [eiser] in het begin van zijn dienstverband gedurende een heel korte periode werkzaamheden heeft verricht. Daarna heeft hij zich ziek gemeld. Tijdens de ziekteperiode heeft zij een keer een gesprek met [eiser] gehad. Volgens haar heeft [eiser] geen werkzaamheden verricht voor Titan .
[getuige 3] heeft als getuige in dit verband niets relevant kunnen verklaren.
[eiser] heeft in de door hem overgelegde mappen aan de hand van met name geciteerde geluidsfragmenten onderbouwd gesteld dat hij op 5, 8, 10 en 11 augustus 2016 heeft deelgenomen aan gesprekken op het kantoor van Titan . Titan heeft dat niet, althans onvoldoende gemotiveerd betwist, zodat dit in deze procedure alsnog is komen vast te staan.
Verder staat in de onderhavige procedure niet ter discussie dat [eiser] zich voor het eerst op 15 augustus 2016 arbeidsongeschikt heeft gemeld.
Naar het oordeel van de kantonrechter brengt het voorgaande, in samenhang beoordeeld, mee dat voldoende is komen vast te staan dat [eiser] werkzaamheden heeft verricht in de periode van 25 tot en met 29 juli 2016. Aangezien 30 en 31 juli 2016 in het weekend liggen heeft [eiser] daarmee voldoende aangetoond dat hij aanspraak heeft op zijn salaris over de periode van 25 tot en met 31 juli 2016.
De kantonrechter is van oordeel dat ten aanzien van de periode van 1 tot en met 14 augustus 2016 Titan daarvoor onvoldoende bewijs heeft aangedragen. De enige verklaring waaruit voldoende zou kunnen worden afgeleid dat [eiser] gedurende deze periode niet heeft gewerkt is die van [getuige 1] . [getuige 2] verklaart immers wel dat [eiser] een korte periode heeft gewerkt, maar voegt daaraan toe dat [eiser] zich vervolgens arbeidsongeschikt heeft gemeld. Dat was voor het eerst op 15 augustus 2016. Bovendien, zoals hiervoor ook al is overwogen, heeft Titan onvoldoende gemotiveerd de deelname van [eiser] aan gesprekken op het kantoor van Titan in deze periode weersproken. Naar het oordeel van de kantonrechter kan Titan dan ook niet het salaris over de periode van 1 tot en met 14 augustus 2016 als onverschuldigd betaald terugvorderen. Tegelijkertijd is de kantonrechter gelet op het voorgaande van oordeel dat [eiser] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij wel werkzaamheden heeft verricht en aanspraak kan maken op de vakantietoeslag over het het salaris over deze periode.
Vervolgens heeft Titan met betrekking tot de periode van 16 tot en met 21 augustus 2016 onvoldoende gemotiveerd de door [eiser] in het geding gebrachte producties/
Zoals hiervoor al vermeld heeft de kantonrechter in het tussenvonnis hier geen expliciet oordeel over geveld.
De kantonrechter oordeelt thans dat Titan de stellingen en bewijsstukken van [eiser] ten aanzien van deze periode onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken.
Uit de overgelegde producties blijkt dat [eiser] op 31 augustus 2016 heeft germeld dat hij vanaf 15.30 uur verlof opneemt. Op 1 september 2016 meldt hij zich arbeidsongeschikt en meldt hij dat hij daarom niet op het werk komt. Op dezelfde dag meldt mevrouw [getuige 2] dat zij heeft geprobeerd [eiser] te bellen om te vragen wat er aan de hand is en de dag erna dat zij hem telefonisch niet kan bereiken. Voorts heeft de directeur van Titan , [naam] , [eiser] op 1 september 2016 een officiële waarschuwing gegeven voor het ‘niet geaccordeerd opnemen van verlof op 31 augustus 2016’.
Geconcludeerd kan worden dat [eiser] zich opnieuw op 1 september 2016 arbeidsongeschikt heeft gemeld en blijkens de overige bescheiden in de periode daarvoor werkzaamheden heeft verricht en vervolgens (een paar uur) verlof heeft opgenomen. [eiser] heeft derhalve aanspraak op zijn volledige salaris, vermeerderd met vakantiegeld over de genoemde periode.
Daarnaast heeft [eiser] nog aanspraak op de vakantietoeslag over deze periode en over de maand augustus 2016.
Bij de betaling dient rekening te worden gehouden met de omstandigheid dat [eiser] op 15 en vanaf 22 tot en met 28 augustus 2016 arbeidsongeschikt is geweest en daarom slechts aanspraak had op 70% van zijn salaris vermeerderd met vakantietoeslag. De kantonrechter gaat ervan uit dat partijen aan de hand van nog over te leggen loonstroken in staat zijn een en ander te berekenen en te verrekenen.
Zoals in het tussenvonnis onder 4.2 overwogen heeft [eiser] daarnaast aanspraak op een bedrag van € 3.083,00 bruto ten aanzien van salaris, vermeerderd met vakantietoeslag over de maand september en oktober 2016, alsmede ten aanzien van de vergoeding van niet-genoten vakantiedagen.
De kantonrechter ziet aanleiding de wettelijke verhoging vast te stellen op 10% en de wettelijke rente toe te wijzen als gevorderd. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zijn eveneens toewijsbaar, nu [eiser] voldoende heeft onderbouwd dat buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht en deze kosten voor het overige niet zijn weersproken. De gevorderde verstrekking van loonstroken is eveneens toewijsbaar. De dwangsom zal worden gematigd als hier na te melden.
Naar het oordeel van de kantonrechter is dat niet het geval. Uit de afgelegde getuigenverklaringen kan hoogstens worden afgeleid dat het gebruikelijk bij Titan was dat aan medewerkers een bedrijfsmap werd verstrekt en dat deze ook aan [eiser] is verstrekt. Voorts ondersteunen de getuigen de stelling dat deze map op een gegeven moment niet meer op het bureau van [eiser] lag. Uit de verklaringen kan echter niet worden geconcludeerd dat [eiser] bedrijfsinformatie heeft gekopieerd dan wel dat hij de fysieke map met bedrijfsinformatie heeft meegenomen en niet meer bij Titan heeft ingeleverd.
Gelet op het voorgaande kunnen de overige stellingen van partijen ten aanzien van de (al dan niet) overtreding van artikel 15 van de arbeidsovereenkomst en de verbeurde boete onbesproken blijven. De vordering in reconventie zal daarom geheel worden afgewezen.
3.3. BeslissingDe kantonrechter
verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.