ECLI:NL:RBDHA:2021:20
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van echtgenote in verduisteringszaak van kerkgenootschap
In de zaak van de echtgenote van een man die grootschalig geld heeft verduisterd van de Doopsgezinde Gemeente, heeft de Rechtbank Den Haag op 5 januari 2021 uitspraak gedaan. De verdachte, geboren in 1961, werd vrijgesproken van medeplichtigheid aan de verduistering. Het onderzoek ter terechtzitting vond plaats op 4 december 2019, 15 december 2020 en 22 december 2020. De officier van justitie had gevorderd tot bewezenverklaring van medeplichtigheid aan diefstal met een valse sleutel en een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat er geen (voorwaardelijk) opzet op de verduistering of diefstal aanwezig was.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte, als penningmeester van het kerkgenootschap, niet op de hoogte was van de verduisteringen door haar echtgenoot, die als voormalig penningmeester toegang had tot de bankrekeningen. De verdachte had verklaard dat zij vol vertrouwen was in haar echtgenoot en dat zij geen verdachte geldstromen had opgemerkt. De rechtbank concludeerde dat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat de verdachte opzet had op de diefstal of verduistering, en sprak haar vrij. De benadeelde partij, het kerkgenootschap, werd niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte werd vrijgesproken van het feit waarop de vordering betrekking had.