ECLI:NL:RBDHA:2021:1950

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 januari 2021
Publicatiedatum
4 maart 2021
Zaaknummer
SGR 20/3803
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag voorrangsverklaring door gemeente Den Haag in verband met sociale en medische omstandigheden

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 21 januari 2021 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres, die een voorrangsverklaring had aangevraagd om met haar gezin te kunnen verhuizen. De aanvraag was door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag afgewezen, omdat er volgens de GGD geen medische redenen waren voor een verhuizing. Eiseres stelde dat haar huidige woning te klein was en dat haar partner, die gezondheidsklachten had, niet goed kon functioneren in de huidige situatie. De rechtbank heeft de processtukken en de argumenten van beide partijen zorgvuldig bekeken. Eiseres was niet aanwezig op de zitting, maar haar gemachtigde was wel aanwezig. De rechtbank oordeelde dat het advies van de GGD op zorgvuldige wijze tot stand was gekomen en dat verweerder zich terecht op dat advies had gebaseerd. Eiseres had geen concrete aanknopingspunten aangedragen die de zorgvuldigheid van het advies in twijfel trokken. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit zorgvuldig was voorbereid en dat er geen aanleiding was om een nieuw advies aan te vragen. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en verweerder hoefde geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/3803

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 januari 2021 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. S. Şeker),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag, verweerder

(gemachtigde: A.C. Visser).

ProcesverloopBij besluit van 31 juli 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een voorrangsverklaring afgewezen.

Bij besluit van 7 mei 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de afwijzing ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 6 januari 2021 via een Skypeverbinding. Eiseres was niet aanwezig, maar haar gemachtigde wel. Verweerder was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres wil een voorrangsverklaring om met het hele gezin te kunnen verhuizen. Volgens eiseres is er in de huidige woning sprake van een sociaal/medisch levensbedreigende of ontwrichtende situatie. Die woning is te klein voor het gezin en ligt op de tweede verdieping. Haar partner kan geen trappen lopen en krijgt hartkloppingen en angstaanvallen in de lift.
2. Verweerder heeft de voorrangsverklaring geweigerd na een inhoudelijke beoordeling van de aanvraag. Hieraan ligt een sociaal medisch advies van GGD Haaglanden van 25 juli 2019 (hierna: het advies van 25 juli 2019) ten grondslag. In dat advies staat dat er geen medische redenen voor een verhuizing zijn. De Adviescommissie bezwaarschriften heeft eiseres en haar partner in bezwaar gehoord. Die commissie heeft verweerder gemotiveerd geadviseerd het bezwaar ongegrond te verklaren. In het bestreden besluit heeft verweerder dit advies overgenomen.

Wat zijn de regels?

3. Vaststaat dat op deze zaak de regels uit de Huisvestingsverordening Den Haag 2015-2019 van toepassing zijn. De relevante bepaling is opgenomen in een bijlage. Deze bijlage is onderdeel van de uitspraak.
Wat vinden eiseres en verweerder in beroep?
4. Eiseres stelt zich op het standpunt dat verweerder het bestreden besluit onzorgvuldig heeft voorbereid. Volgens eiseres heeft verweerder onvoldoende rekening gehouden met haar persoonlijke situatie. Zij wijst erop dat zij samen met haar partner en vier kinderen in een ruimte van ongeveer 70 m2 woont. Dit heeft invloed op de ontwikkeling van de kinderen en de gezondheid van de partner van eiseres. Verder heeft de partner gezondheidsklachten. Het is voor hem moeilijk om zonder begeleiding naar buiten te gaan. Ook heeft de partner hartklachten en angstaanvallen wanneer hij de lift gebruikt. Ter onderbouwing hiervan heeft eiseres informatie van de cardioloog van haar partner overgelegd. Verweerder is er ten onrechte van uitgegaan dat hij niet voor de angstaanvallen behandeld wil worden. Gelet op de thuissituatie en de medische klachten van haar partner had verweerder volgens eiseres een nieuw onderzoek bij de GGD moeten aanvragen.
5. Verweerder is van mening dat het bestreden besluit zorgvuldig tot stand is gekomen. Het advies van 25 juli 2019 mocht hij daaraan ten grondslag leggen. Uit dit advies en het advies van de Adviescommissie bezwaarschriften blijkt wel degelijk dat verweerder met de persoonlijke situatie van eiseres rekening heeft gehouden. Eiseres heeft niet met medische gegevens onderbouwd dat de woning te klein is voor het gezin. De in beroep overgelegde informatie van de cardioloog dateert van na het bestreden besluit. Op de zitting heeft verweerder aangegeven dat die informatie wegens strijd met de goede procesorde buiten beschouwing moet worden gelaten. Overigens blijkt volgens verweerder ook uit deze informatie niet dat er een verband bestaat tussen de klachten die de partner van eiseres heeft en liftgebruik.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Het beoordelingskader
6. Het is vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dat een bestuursorgaan op het advies van een deskundige mag afgaan, nadat hij is nagegaan of dit advies op een zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Deze verplichting is neergelegd in artikel 3:9 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) voor de wettelijke adviseur en volgt uit artikel 3:2 van de Awb voor andere adviseurs. Indien een partij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht, mag het bestuursorgaan niet zonder nadere motivering op het advies afgaan. Zo nodig vraagt het bestuursorgaan de adviseur dan om een reactie op wat een partij over het advies heeft aangevoerd. [1]
Toepassing van het beoordelingskader
7. In het advies van 25 juli 2019 staat dat de GGD-arts tijdens het spreekuur op 29 mei 2019 met de partner van eiseres heeft gesproken. Daarna heeft de GGD-arts nog tweemaal telefonisch contact met de partner gehad en heeft zij intercollegiaal overleg gevoerd. Verder heeft de GGD-arts meegenomen informatie van de neuroloog gelezen en een medicatielijst bekeken. Daarnaast heeft zij informatie opgevraagd bij de huisarts, neuroloog en internist van de partner van eiseres.
De GGD-arts heeft geconcludeerd dat de partner van eiseres bekend is met chronisch interne, cardiale en neurologische problemen. Hij kan geen trappen lopen, loopt zeer slecht en is daardoor vaak aangewezen op hulp van eiseres of een rolstoel. In de huidige woning kan de partner gebruikmaken van de lift. Daar ervaart hij angst en meer cardiale klachten. Volgens de huisarts hangen deze klachten mogelijk samen met een psychische aandoening. Volgens de GGD-arts kunnen de psychische beperkingen en de daarmee samenhangende belemmeringen voor liftgebruik medisch gezien niet geobjectiveerd worden. Er is immers geen diagnose gesteld en geen therapie gevolgd. Daarom zijn er geen medische bezwaren tegen liftgebruik. De huidige woning, waar eiseres en haar partner met vier kinderen wonen, voldoet medisch gezien aan de bereikbaarheidseisen. Er is geen medische reden voor een verhuizing, aldus de GGD-arts.
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het advies van 25 juli 2019 op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. De GGD-arts heeft met de partner van eiseres gesproken, medische informatie opgevraagd en geraadpleegd en intercollegiaal overleg gevoerd. De rechtbank kan de overwegingen in het advies volgen en ziet geen reden waarom de conclusie van dit advies daar niet bij zou aansluiten. Eiseres heeft geen concrete aanknopingspunten naar voren gebracht die aanleiding geven hieraan alsnog te twijfelen.
Anders dan verweerder, acht de rechtbank de in beroep overgelegde informatie van de cardioloog niet in strijd met de goede procesorde. Eiseres heeft die informatie (een medisch journaal van vijf pagina’s over de klachten van haar partner) namelijk als bijlage bij het beroepschrift gevoegd en op 24 juli 2020 naar de rechtbank gezonden. Verweerder had dus ruim voldoende tijd om van de inhoud ervan kennis te nemen. Verder vindt de rechtbank het in dit geval niet relevant dat de informatie van de cardioloog van na het bestreden besluit dateert. Die informatie gaat namelijk over de - al bij de aanvraag en in bezwaar aangevoerde - hartklachten en angstaanvallen die de partner van eiseres bij gebruik van de lift zou hebben. Verweerder was daar dus al mee bekend. De informatie van de cardioloog bevat echter geen wezenlijk andere gegevens dan die hierover al bekend waren, zoals die van de huisarts. De cardioloog heeft immers - op basis van wat de partner zelf heeft gezegd over de klachten die hij ervaart - slechts aangegeven dat liftgebruik mogelijk paniek gerelateerde hartkoppingen triggert en dat de partner wellicht claustrofobisch is. Verder heeft eiseres geen informatie overgelegd waaruit blijkt dat de woning vanuit medisch oogpunt te klein is voor het gezin.
Verweerder heeft het advies van 25 juli 2019 dus terecht aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd. Hij heeft ook terecht geen aanleiding gezien een nieuw advies bij de GGD te vragen. Het bestreden besluit is zorgvuldig voorbereid.
De beroepsgrond slaagt niet.
Bezwaargronden herhaald en ingelast
9. Eiseres heeft verder verzocht de bezwaargronden als herhaald en ingelast te beschouwen. Uit het in algemene zin herhalen en inlassen van bezwaargronden kan de rechtbank echter niet afleiden waarom eiseres van mening is dat het bestreden besluit onjuist is. Daarom ziet de rechtbank hierin geen aanleiding dat besluit te vernietigen. [2]
Conclusie
10. Het beroep is ongegrond.
11. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Dit is de uitspraak van mr. J.R.K.A.M. Waasdorp, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
21 januari 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen 6 (zes) weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

BIJLAGE

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 3:2
Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.

Huisvestingsverordening Den Haag 2015-2019

Artikel 29 Verkrijgen voorrangsverklaring
1. Voor zover woningzoekenden zelf een daartoe strekkend verzoek indienen, verlenen burgemeester en wethouders een voorrangsverklaring aan woningzoekenden die:
a. 18 jaar of ouder zijn;
b. in afwijking van het eerste lid onder a kan een aanvrager die nog geen 18 jaar of ouder is een verzoek indienen als:
de aanvrager een kind heeft of
beide ouders van de aanvrager zijn overleden en het verzoek wordt ondersteund met een advies van een erkende voorziening voor hulpverlening of voogd of
de aanvrager is getrouwd of getrouwd geweest of
de aanvrager is geregistreerd partner of geregistreerd partner geweest of
er sprake is van handlichting (als bedoeld in artikel 235 van boek 1 van het Burgerlijk Wetboek).
c. gedurende de termijn van minimaal één jaar ingezetene zijn, dan wel beschikken over een economische of maatschappelijke binding, dan wel in de positie verkeren als bedoeld in artikel 12 derde lid, van de Huisvestingswet 2014 dan wel vergunninghouder zijn, die na de verlening van de verblijfsvergunning voor de eerste maal woonruimte zoeken.
d. de Nederlandse nationaliteit bezitten dan wel beschikken over een geldige verblijfstitel in Nederland en;
e. buiten eigen schuld en toedoen in een dusdanige situatie verkeren dat zij binnen 3 maanden andere woonruimte behoeven en;
f. naar verwachting bij toepassing van de in artikel 19, eerste lid, bedoelde volgordecriteria niet binnen de termijn van drie maanden andere woonruimte zullen krijgen en
g. hun betreffende situatie niet op een andere wijze kunnen oplossen.
2. Een voorrangsverklaring volgens het eerste lid wordt verleend:
(…);
b. indien een woonsituatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders door sociale en/of medische omstandigheden zodanig is verstoord dat levensgevaar voor één of meer leden van het huishouden dreigt dan wel dat één of meer leden van het huishouden zodanig geestelijk, emotioneel en/of lichamelijk belast is, dat volledige ontwrichting uit het geheel waar betrokkene deel van uitmaakt, optreedt en zelf niet in staat is dit op te lossen;
(…).

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 8 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1581.
2.Vgl. de uitspraak van de Afdeling van 8 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1604.