In deze zaak vorderen eisers, een gezin dat op 17 oktober 2019 met de trein van Den Haag naar Schiphol reisde, schadevergoeding van N.V. Nederlandse Spoorwegen (NS) na een vertraging die hen dwong hun vlucht naar Zurich te missen. De trein kwam stil te staan door een kapotte bovenleiding, veroorzaakt door een defect aan de stroomafnemer van een andere trein. Eisers stellen dat NS tekortgeschoten is in de vervoersovereenkomst en dat zij zowel materiële als immateriële schade hebben geleden. De kantonrechter heeft de procedure gevolgd en op 3 februari 2021 een mondelinge behandeling gehouden. Tijdens deze zitting zijn eisers en de vertegenwoordigers van NS verschenen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vertraging het gevolg was van een technische storing die niet aan NS kan worden verweten, en dat er geen sprake was van opzet of bewuste roekeloosheid aan de zijde van NS. De kantonrechter heeft echter wel geoordeeld dat eisers recht hebben op restitutie van hun treinkaartje van € 9,90, maar heeft de vordering tot vergoeding van immateriële schade afgewezen, omdat eisers onvoldoende bewijs hebben geleverd van geestelijk of lichamelijk letsel. De uitspraak werd gedaan op 4 maart 2021, waarbij NS werd veroordeeld tot terugbetaling van het treinkaartje en eisers in de proceskosten werden veroordeeld.