ECLI:NL:RBDHA:2021:1863
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag hoger militair invaliditeitspensioen wegens ontbreken dienstverband
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die een aanvraag voor een hoger militair invaliditeitspensioen had ingediend, en de staatssecretaris van Defensie als verweerder. De eiser, die in 2008 als tolk in dienst trad en tussen 2008 en 2010 twee keer naar Afghanistan werd uitgezonden, had in 2012 de diagnose PTSS en een co-morbide depressieve stoornis gekregen. Ondanks een vastgesteld invaliditeitspercentage van 20,83% in 2012, werd hij in 2014 blijvend dienstongeschikt geacht. De eiser had een verzoek ingediend voor een hoger invaliditeitspensioen, maar dit werd door de staatssecretaris afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris zich bij de afwijzing baseerde op een verzekeringsgeneeskundig rapport en de reactie van een bezwaarverzekeringsarts. De eiser voerde aan dat zijn gezondheid was verslechterd, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor een wijziging in de mate van invaliditeit of het bestaan van een dienstverband voor de nieuwe klachten. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en oordeelde dat de vaststellingsovereenkomst geen onderdeel uitmaakte van het geschil. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 4 maart 2021.