ECLI:NL:RBDHA:2021:1863

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 maart 2021
Publicatiedatum
3 maart 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 1716
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag hoger militair invaliditeitspensioen wegens ontbreken dienstverband

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die een aanvraag voor een hoger militair invaliditeitspensioen had ingediend, en de staatssecretaris van Defensie als verweerder. De eiser, die in 2008 als tolk in dienst trad en tussen 2008 en 2010 twee keer naar Afghanistan werd uitgezonden, had in 2012 de diagnose PTSS en een co-morbide depressieve stoornis gekregen. Ondanks een vastgesteld invaliditeitspercentage van 20,83% in 2012, werd hij in 2014 blijvend dienstongeschikt geacht. De eiser had een verzoek ingediend voor een hoger invaliditeitspensioen, maar dit werd door de staatssecretaris afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris zich bij de afwijzing baseerde op een verzekeringsgeneeskundig rapport en de reactie van een bezwaarverzekeringsarts. De eiser voerde aan dat zijn gezondheid was verslechterd, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor een wijziging in de mate van invaliditeit of het bestaan van een dienstverband voor de nieuwe klachten. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en oordeelde dat de vaststellingsovereenkomst geen onderdeel uitmaakte van het geschil. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 4 maart 2021.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/1716

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 maart 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J.A. Koolmees),
en

de staatssecretaris van Defensie, verweerder

(gemachtigde: mr. B.J. Engels-Linssen).

Procesverloop

Bij besluit van 17 september 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder bepaald dat eiser niet in aanmerking komt voor een hoger militair invaliditeitspensioen.
Bij besluit van 20 januari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 februari 2021 door middel van een video-verbinding.
Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser kwam in 2008 als tolk in dienst en werd tussen 2008 en 2010 in totaal twee maal uitgezonden naar Afghanistan. In 2012 werd de diagnose PTSS en een co-morbide depressieve stoornis verergerend dienstverband gesteld met een invaliditeitspercentage van 20,83 %. In 2014 werd dit percentage gehandhaafd. Eiser is blijvend dienstongeschikt geacht. Er is een vaststellingsovereenkomst gesloten waarin het invaliditeitspercentage op 70% is gesteld en een aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen met een recht van 90,02% van de grondslag.
De huidige aanvraag is van 10 oktober 2018. Eiser stelt dat zijn hartvaatziekten, huidproblemen en problemen van de wervelkolom zijn verergerd sinds zijn laatste aanvraag en dat deze problemen verband houden met zijn PTSS.
Verzekeringsgeneeskundig onderzoek heeft plaatsgevonden op 10 april 2019 bij verzekeringsarts Koperberg.
Deze heeft een neurologische expertise gevraagd bij DC VerzuimDiagnostiek met betrekking tot de klachten van het bewegingsapparaat. Niet praktiserend neuroloog J.O. Mispelblom Beijer heeft op 15 augustus 2019 rapport uitgebracht. Voor de klachten die eiser ervaart op neurologisch gebied kan geen direct primair neurologische verklaring gegeven worden.
Koperberg heeft op 4 september 2019 het verzekeringsgeneeskundig rapport uitgebracht. Daarin wordt geconcludeerd dat geen dienstverband aannemelijk is voor de aandoeningen aan het hartvaatstelsel, de huid en de wervelkolom. De mate van invaliditeit blijft ongewijzigd.
Bezwaarverzekeringsarts A.M. Koop heeft op 18 november 2019 een reactie gegeven op eisers bezwaar. Daarbij geeft zij aan dat de dienstverband aandoeningen in het primaire medische advies op adequate wijze zijn meegewogen.
2 Bij (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Verweerder heeft zich daarbij gebaseerd op het verzekeringsgeneeskundig rapport van 4 september 2019 en de reactie van bezwaarverzekeringsarts Koop.
3 Eiser kan zich in het bestreden besluit niet vinden en voert daartoe aan dat hij meer dan voorheen tobt met zijn gezondheid. De medische klachten van eiser zijn toegenomen, hij heeft meer last van hoofdpijn, depressie- en slaapstoornissen, paniekaanvallen, hartkloppingen en huidproblemen.
Eisers cardioloog constateert op 13 maart 2020 een toename van eisers medische klachten.
Klinisch psycholoog/psychotherapeut Lkol C.P.E. van Helten heeft op 15 april 2020 op verzoek van eiser een voortgangsrapportage opgesteld. Daaruit blijkt dat eisers klachten de laatste tijd wat verslechterd zijn in die zin dat er meer lichamelijke klachten zijn bijgekomen zoals flauwvallen. In psychologische zin lijkt er sprake van een verslechtering op het gebied van vergeetachtigheid. Een en ander is steeds terug te voeren op de chronische PTSS.
4 Bezwaarverzekeringsarts Koop heeft op 21 augustus 2020 gereageerd op de beroepsgronden. Daarin stelt zij dat met de recente verklaringen van de behandelaars wellicht aangenomen kan worden dat de klachten van eiser verergerd zijn maar dat dit ten tijde van het onderzoek op 10 april 2019 nog niet het geval was. Daarmee is het primaire en bestreden besluit op goede gronden genomen.
5 De rechtbank heeft op 14 september 2020 een brief van eiser ontvangen waarin hij onder meer toelichting geeft over zijn medische situatie. Eiser vraagt tot slot of zijn vaststellingsovereenkomst opnieuw bezien kan worden en ook om ondersteuning.
6 Eiser heeft tot slot een verklaring van orthopedic spine surgeon dr. S.M. van Gaalen van 4 januari 2021 overgelegd waaruit blijkt dat de pijnklachten met name optreden bij stress en eiser op het moment van het consult aangaf geen pijn te hebben.
7 De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
De rechtbank is van oordeel dat het MGO dat eiser heeft ondergaan om te kunnen vaststellen of, en zo ja, in welke mate, sprake is van invaliditeit met dienstverband, zorgvuldig tot stand is gekomen. Het in dat verband door Koperberg uitgebrachte onderzoeksrapport acht de rechtbank gedegen, goed gemotiveerd en inzichtelijk.
Daarnaast is de rechtbank met verweerder van oordeel dat de vaststellingsovereenkomst geen onderdeel uitmaakt van het geschil dat nu voorligt bij de rechtbank. Ter beoordeling ligt voor of verweerder terecht is uitgegaan van een mate van invaliditeit van 21% en dat voor de aandoeningen van eiser op het gebied van de hart- huid- en neurologische problemen geen dienstverband aangenomen mocht worden.
Eiser heeft weliswaar met het insturen van informatie van behandelaars aannemelijk gemaakt dat hij bekend is met verschillende medische klachten maar daarbij ontbreekt een onderbouwing voor het vaststellen van het dienstverband.
8 Het beroep is ongegrond
9 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Badermann, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 maart 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hoger beroepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.