ECLI:NL:RBDHA:2021:1807

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 februari 2021
Publicatiedatum
2 maart 2021
Zaaknummer
8922486 EJ VERZ 20-86863
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot verwerping van de nalatenschap namens minderjarigen in internationaal recht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 25 februari 2021 een beschikking gegeven op een machtigingsverzoek tot verwerping van de nalatenschap namens in Italië wonende minderjarigen. De verzoekers, wettelijk vertegenwoordigers van de minderjarigen, hebben op 10 december 2020 een verzoekschrift ingediend bij de griffie. De zaak betreft de bevoegdheid van de Nederlandse rechter, aangezien de minderjarigen hun gewone verblijfplaats niet in Nederland hebben. De kantonrechter heeft vastgesteld dat op basis van de Verordening Brussel-II bis de Nederlandse rechter bevoegd kan zijn, mits er een nauwe band met Nederland bestaat en de bevoegdheid gerechtvaardigd is door het belang van de kinderen.

De kantonrechter heeft in deze zaak geoordeeld dat er sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 12 lid 3 van de Verordening Brussel-II bis, waardoor de Nederlandse rechter bevoegd is om op het verzoek te beslissen. Vervolgens heeft de kantonrechter vastgesteld dat het recht dat van toepassing is, het Italiaanse recht is, aangezien de uitoefening van de ouderlijke verantwoordelijkheid wordt beheerst door het recht van de Staat van de gewone verblijfplaats van het kind, zoals bepaald in het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996.

De kantonrechter heeft geconcludeerd dat op grond van het Italiaanse Burgerlijk Wetboek toestemming van de rechter vereist is voor de verwerping van een nalatenschap namens een minderjarige. Gezien het belang van de minderjarigen heeft de kantonrechter het verzoek toegewezen en machtiging verleend tot verwerping van de nalatenschap. De beschikking is gegeven door mr. I.D. Bellaart en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Zittingsplaats ’s-Gravenhage
IB(DH)
Zaaknr.: 8922486 \ EJ VERZ 20-86863

Beschikking van de kantonrechter op het verzoek van:

[verzoekster]

wonende te [adres 1] ,
[woonplaats 1] , Italië,

en

[verzoeker] ,

wonende te [woonplaats 2] ,
[adres 2] ,

Overwegingen

1. Op [overlijdensdatum] 2020 is overleden, te [gemeente]
[erflater], laatst gewoond hebbend te [woonplaats 3] .
2. Op 10 december 2020 is op de griffie een verzoekschrift ingediend. Het verzoek strekt ertoe verzoekers in hun hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigers van de minderjarigen:

[minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,

[minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
beiden wonende te [adres 1] , [woonplaats 1] ,
machtiging te verlenen om namens de minderjarigen de nalatenschap van
[erflater]te verwerpen.
3. Gelet op de omstandigheid dat de minderjarigen hun gewone verblijfplaats niet in Nederland hebben, dient de kantonrechter vast te stellen of hem rechtsmacht toekomt.
4. In dit geval is de Verordening van de Raad van Europa van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid (Brussel-II bis) van toepassing. Op grond van het bepaalde in artikel 8 van de Verordening Brussel-II bis is in zaken zoals de onderhavige in beginsel bevoegd het gerecht van de lidstaat waar de minderjarigen hun gewone verblijfplaats hebben. In dit geval is daarom in beginsel de rechter in Italië bevoegd om op het verzoek te beslissen. Op basis van artikel 12 lid 3 van de Verordening Brussel-II bis kan evenwel ook de Nederlandse rechter bevoegd zijn, indien de kinderen een nauwe band hebben met Nederland èn de bevoegdheid uitdrukkelijk is aanvaard èn de bevoegdheid van de Nederlandse rechter door het belang van de kinderen wordt gerechtvaardigd.
5. Verzoeker heeft zich desgevraagd bij brief van 29 januari 2021 uitgelaten over de vraag of van de in artikel 12 lid 3 van de Verordening Brussel-II bis bedoelde situatie sprake is. De kantonrechter is op basis van hetgeen naar voren is gebracht wel gebleken dat zich hier een situatie als bedoeld in artikel 12 lid 3 van de Verordening Brussel-II bis voordoet en zal zich daarom bevoegd verklaren.
6. Nu op grond van de artikelen 262 tot en met 268 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) geen andere rechter wordt aangewezen, is de kantonrechter te Den Haag bevoegd op het onderhavige verzoekschrift te beslissen.
7. De kantonrechter dient voorts vast te stellen welk recht in dit geval dient te worden toegepast. Die vraag moet worden beantwoord aan de hand van het bepaalde in het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996. Artikel 17 van het Verdrag bepaalt dat de uitoefening van de ouderlijke verantwoordelijkheid wordt beheerst door het recht van de Staat van de gewone verblijfplaats van het kind. Het onderhavige machtigingsverzoek dient derhalve te worden beoordeeld naar het recht van Italië.
8. Artikel 374 van Boek 1 van het Italiaanse Burgerlijk Wetboek bepaalt dat voor verwerping van een nalatenschap namens een minderjarige toestemming van de rechter nodig is. Het verzoek is dus op de wet gegrond. Toewijzing van het verzoek is bovendien in het belang van de minderjarige. De kantonrechter zal de verzochte machtiging daarom verlenen.

Beslissing

De kantonrechter:
- verklaart zich bevoegd om op het verzoek te beslissen;
- verleent machtiging tot verwerping van de nalatenschap van
[erflater], overleden op [overlijdensdatum] 2020 te [gemeente] , namens de voornoemde minderjarigen.
Deze beschikking is gegeven door mr. I.D. Bellaart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 februari 2021.
Tegen deze beslissing kan door indiening van een beroepschrift (door een advocaat) ter griffie van het Gerechtshof Den Haag hoger beroep worden ingesteld:
a. door de verzoeker en door de in de procedure verschenen belanghebbenden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak.
b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.