ECLI:NL:RBDHA:2021:1796

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 februari 2021
Publicatiedatum
2 maart 2021
Zaaknummer
C/09/15/420 R
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van de schone lei in schuldsaneringsregeling wegens benadeling van schuldeisers

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 februari 2021 uitspraak gedaan in de schuldsaneringsregeling van een schuldenaar, geboren in 1958. De schuldenaar was eerder, op 18 juni 2015, in de schuldsaneringsregeling geplaatst, waarbij mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers als rechter-commissaris was benoemd en mr. J. Wijker als bewindvoerder. De rechtbank had in 2018 vastgesteld dat de schuldenaar niet tekortgeschoten was in zijn verplichtingen, waardoor hem een 'schone lei' werd verleend. Echter, in december 2020 verzocht de voormalig bewindvoerder de rechtbank om deze schone lei te ontnemen, omdat uit een rapport van de belastingdienst bleek dat de schuldenaar inkomsten had genoten die hij niet had afgedragen aan de boedel, wat zijn schuldeisers benadeelde. De rechtbank heeft de schuldenaar op 8 februari 2021 gehoord en op basis van de bevindingen van de belastingdienst en de verklaringen van de schuldenaar, geconcludeerd dat er voldoende bewijs was dat de schuldenaar zijn schuldeisers had benadeeld. De rechtbank oordeelde dat de ontneming van de schone lei gerechtvaardigd was, ondanks de persoonlijke omstandigheden van de schuldenaar. De rechtbank heeft bepaald dat artikel 358, eerste lid, van de Faillissementswet geen toepassing vindt, waardoor de schulden opnieuw afdwingbaar zijn.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies – enkelvoudige kamer
Vonnis van 22 februari 2021
in de schuldsaneringsregeling van:
[schuldenaar]geboren op [geboortedatum] 1958 te [geboorteplaats],
wonende te [adres, postcode en woonplaats].
schuldenaar,
advocaat: mr. O.P. Kuit.

1.Verloop van de procedure

1.1
Ten aanzien van schuldenaar is bij vonnis van 18 juni 2015 de schuldsaneringsregeling uitgesproken, met benoeming van mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers tot rechter-commissaris. Mr. J. Wijker (Sociaal.nl Schuldsanering B.V.), kantoorhoudende te Purmerend, is in dat vonnis benoemd tot bewindvoerder.
1.2
De rechtbank heeft bij vonnis van 2 juli 2018 vastgesteld dat schuldenaar niet toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van een of meer verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling. Aan schuldenaar is daarom de zogenoemde “schone lei” verleend. De slotuitdelingslijst is verbindend geworden op 6 september 2018. Daarmee is de schuldsaneringsregeling beëindigd.
1.3
De voormalig bewindvoerder heeft de rechtbank bij brief van 8 december 2020, met als bijlage een rapport van de belastingdienst d.d. 22 april 2020, verzocht aan schuldenaar de schone lei te ontnemen, omdat - kort samengevat - gebleken is uit onderzoek van de belastingdienst dat schuldenaar gedurende het schuldsaneringstraject inkomsten heeft genoten die hij niet heeft afgedragen aan de boedel, waardoor zijn schuldeisers zijn benadeeld. Afgaande op het rapport van de belastingdienst schat de voormalig bewindvoerder dat schuldenaar € 39.312,00 had moeten afdragen aan de boedel.
1.4
Schuldenaar, bijgestaan door mr. O.P. Kuit, is gehoord op de zitting van 8 februari 2021.
1.5
De rechtbank heeft vonnis bepaald op vandaag.

2.De beoordeling

2.1
Uit artikel 358a, eerste lid, Faillissementswet ( Fw) volgt dat een schone lei slechts kan worden ontnomen als, nadat de schone lei is verleend, blijkt dat zich voordien feiten of omstandigheden hebben voorgedaan die grond zouden hebben opgeleverd voor een tussentijdse beëindiging op grond van artikel 350, derde lid, onder e, Fw, te weten als de schuldenaar heeft getracht zijn schuldeisers te benadelen.
2.2
Ter beoordeling staat of voldoende aannemelijk is dat schuldenaar tijdens de schuldsaneringsregeling heeft getracht zijn schuldeisers te benadelen en zo ja, of dat ertoe moet leiden dat hem nu de schone lei wordt ontnomen. De rechtbank beantwoordt beide vragen bevestigend en oordeelt daartoe als volgt.
2.3
In het rapport van de belastingdienst van 22 april 2020 staat onder meer vermeld dat schuldenaar ten overstaan van de belastingdienst heeft verklaard
“[…] dat hij enige tijd geen inkomsten kon ontvangen omdat hij door omstandigheden […] in de schuldhulpverlening terecht is gekomen. Hij heeft daarom aan zijn broer […] gevraagd of hij een bankrekening op zijn naam wilde openen. Dat heeft zijn broer gedaan. [Schuldenaar] was de enige die een pinpas had van de bankrekening. […] [Schuldenaar] heeft verklaard dat alle inkomsten en uitgaven die plaatsvonden op de bankrekening volledig aan hem toe te rekenen zijn […].”
2.4
Op de zitting heeft schuldenaar nog eens bevestigd dat hij inkomsten genoot uit werkzaamheden die hij heeft verricht gedurende de looptijd van zijn schuldsaneringsregeling en dat die inkomsten op rekening van zijn broer zijn overgemaakt, met de bedoeling dat dit aan het zicht van de bewindvoerder was onttrokken. Wat betreft de door de voormalig bewindvoerder berekende hoogte van die inkomsten heeft schuldenaar erkend dat dit bedrag een juiste schatting is.
2.5
Evident is dat bovengenoemde handelwijze van schuldenaar heeft geleid tot benadeling van de schuldeisers en dat deze handelwijze - als die bekend was geworden tijdens de looptijd van de schuldsaneringsregeling - zou hebben geleid tot een tussentijdse beëindiging van de regeling. Deze feiten zijn zodanig ernstig dat ontneming van de schone lei gerechtvaardigd is. De stelling van schuldenaar dat zijn doen en nalaten is veroorzaakt door zijn ernstige (financiële) problemen, de stress die gepaard ging met zijn echtscheiding en zijn geestelijke gesteldheid leidt niet tot een andere oordeel. Deze omstandigheden zijn niet zodanig dat die iets afdoen aan de ernst van het verwijt dat schuldenaar treft.
2.6
Op grond van bovenstaande overwegingen wordt het verzoek van de voormalig bewindvoerder toegewezen. Dit houdt in dat artikel 358, eerste lid, Fw geen toepassing vindt. Dit betekent dat de schone lei wordt ontnomen en dat de schulden die onder de werking van de schuldsaneringsregeling vielen, opnieuw afdwingbaar zijn.
3. De beslissing
De rechtbank:
- bepaalt dat artikel 358 lid 1 Fw geen toepassing vindt, waardoor de vorderingen die vielen onder de werking van de schuldsaneringsregeling, die is aangevangen op 18 juni 2015 en is geëindigd op 6 september 2018, opnieuw afdwingbaar zijn.
Gewezen door mr. W.J. Don, rechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 februari 2021 in aanwezigheid van R. Becker, griffier.
Tegen deze uitspraak kan degene, aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een advocaat binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof te Den Haag.