ECLI:NL:RBDHA:2021:1795

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 februari 2021
Publicatiedatum
2 maart 2021
Zaaknummer
C-09-607844-KG ZA 21-175
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruimingsvonnis in kort geding met belangenafweging tussen huurder en woningstichting

In deze zaak, behandeld door de voorzieningenrechter mr. H.J. Vetter op 24 februari 2021, gaat het om een kort geding waarin [eiser] de schorsing van een ontruimingsvonnis vordert. [eiser] huurt sinds 12 januari 2015 een woning van Woonstichting Stek. De kantonrechter had eerder op 3 februari 2021 de huurovereenkomst ontbonden en [eiser] veroordeeld om de woning binnen een maand te ontruimen. [eiser] vordert nu dat de uitvoerbaarheid van dit vonnis wordt geschorst totdat er in hoger beroep is beslist. Woonstichting Stek verzet zich tegen deze vordering.

De voorzieningenrechter overweegt dat de belangenafweging in het nadeel van [eiser] uitvalt. De ontruiming is het resultaat van een langdurige procedure waarin overlast door [eiser] is vastgesteld. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen grond is om de uitvoerbaar bij voorraadverklaring van het vonnis te schorsen. De vordering van [eiser] wordt afgewezen, en hij wordt veroordeeld in de proceskosten. De voorzieningenrechter benadrukt dat de ontruiming ingrijpend is, maar dat het belang van Stek om de ontruiming door te zetten zwaarder weegt dan het belang van [eiser] om de uitkomst van de appelprocedure af te wachten. De voorzieningenrechter verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team Handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/607844 / KG ZA 21/175
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak in kort geding ter zitting van 24 februari 2021
in de zaak van
[eiser]te [plaats],
eiser,
advocaat mr. G.L. Breunesse te Leusden,
tegen:
Woonstichting Stekte [plaats],
gedaagde,
advocaat mr. S.E. Roeters van Lennep te Rotterdam.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘[eiser]’ en ‘Stek’.
Aanwezig is mr. H.J. Vetter, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. H.A. van Dijk-Verheij, griffier.
Tevens zijn aanwezig [eiser], vergezeld van mr. Breunesse, en mw. [de woonconsulent], woonconsulent van Stek, vergezeld van mr. Roeters van Lennep.
Nadat partijen hun standpunten hebben toegelicht, over en weer hebben gereageerd op de standpunten van de wederpartij en vragen van de voorzieningenrechter hebben beantwoord, heeft de voorzieningenrechter de zitting voor korte tijd geschorst. Na hervatting van de zitting heeft de voorzieningenrechter met toepassing van artikel 30p van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) mondeling uitspraak gedaan. Deze luidt als volgt.

1.De gronden van de beslissing

1.1.
[eiser] huurt met ingang van 12 januari 2015 van Stek de woning aan de [adres] (hierna: de woning). Bij vonnis van 3 februari 2021 (hierna: het vonnis) heeft de kantonrechter van deze rechtbank de huurovereenkomst tussen partijen ontbonden en [eiser] veroordeeld om de woning binnen een maand na de betekening van het vonnis te ontruimen en te verlaten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De ontruiming is aangekondigd voor 24 maart 2021.
1.2.
[eiser] vordert in deze procedure, zakelijk weergegeven, de tenuitvoerlegging van het vonnis te schorsen totdat in hoger beroep is beslist en Stek te verbieden het vonnis ten uitvoer te leggen, beide voor wat betreft de veroordeling om de woning te ontruimen en te verlaten. Stek voert verweer tegen het gevorderde.
1.3.
Het gevorderde komt niet voor toewijzing in aanmerking. Daartoe is het volgende redengevend.
1.4.
In deze procedure gaat het uitsluitend om de vraag of er grond bestaat om de uitvoerbaar bij voorraadverklaring van het vonnis te schorsen. De kantonrechter heeft de beslissing om het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren niet gemotiveerd. Om die reden moet ervan uit worden gegaan dat nog geen afweging van de belangen van partijen heeft plaatsgevonden aan de hand van de daarvoor van belang zijnde feiten en omstandigheden. Deze afweging dient in deze kortgedingprocedure alsnog te worden gemaakt (vgl. HR 20 december 2019 (ECLI:NL:HR:2019:2026). Niet is gesteld dat het vonnis op een feitelijke of juridische misslag berust, zodat dat verder buiten beschouwing kan blijven.
1.5.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat een belangenafweging in het nadeel van [eiser] uitvalt. De veroordeling van [eiser] om tot ontruiming over te gaan is het resultaat van een langlopende bodemprocedure. Die procedure is geruime tijd geleden gestart, namelijk in 2019. De kantonrechter heeft in het kader van die procedure getuigen gehoord en zich op die wijze een goed beeld gevormd van de feitelijke gang van zaken. In de procedure bij de kantonrechter was aan de orde dat gedurende langere tijd overlast heeft plaatsgevonden. [eiser] wist dus al geruime tijd dat ontbinding van de huurovereenkomst en de gevolgen daarvan een mogelijk risico waren.
1.6.
Het is juist dat – zoals [eiser] heeft aangevoerd – ontruiming ingrijpend is en veelal onomkeerbaar. Om die reden moet worden bezien of aan [eiser] de kans moet worden geboden om een ander resultaat te bereiken bij het hof. Dat is niet het geval. Ook de procedure bij het hof zal naar verwachting een langlopende procedure worden, nu geen spoedappel mogelijk is tegen het door de bodemrechter gewezen vonnis. Gelet op de overlast gedurende een langere periode en de ernst daarvan, zoals de kantonrechter die heeft geconstateerd, weegt het belang van [eiser] om de uitkomst van de appelprocedure af te wachten niet op tegen het belang van Stek om volgende maand tot ontruiming over te gaan. Daarbij komt nog dat aan [eiser] weliswaar geen uitzonderlijk lange ontruimingstermijn is gegund, maar wel een substantieel langere termijn dan was gevorderd en – zoals Stek onweersproken heeft betoogd – een wat langere termijn dan doorgaans gebruikelijk is.
1.7.
[eiser] heeft tot slot betoogd dat het gevolg van ontruiming zal zijn dat hij geen dak boven zijn hoofd zal hebben. Dat is geen zwaarwegend argument in het kader van de belangenafweging die de voorzieningenrechter nu moet maken, omdat de kantonrechter dat onder ogen moet hebben gezien, al staat dat niet in het vonnis. Het is een inherent gevolg van ontruiming. De voorzieningenrechter neemt ook in ogenschouw dat Stek heeft verklaard dat haar sociale partners zich inspannen om te voorkomen dat [eiser] na ontruiming met zijn hond op straat staat. Bovendien bestaan er voorzieningen die dat kunnen voorkomen.
1.8.
De conclusie is dus dat de vorderingen van [eiser] zullen worden afgewezen. [eiser] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.

2.De beslissing

De voorzieningenrechter:
2.1.
wijst het gevorderde af;
2.2.
veroordeelt [eiser] in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van Stek begroot op € 1.683,--, waarvan € 1.016,-- aan salaris advocaat en € 667,-- aan griffierecht;
2.3.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
WAARVAN PROCES-VERBAAL,
[griffier buiten staat te tekenen] …………………………………
mr. H.A. van Dijk-Verheij mr. H.J. Vetter