ECLI:NL:RBDHA:2021:1746
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- W.M.P. van Alphen
- S. Zohrabian
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 22 februari 2021 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. A. Hadfy-Kovacs, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag was door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder in deze procedure, afgewezen bij besluit van 27 januari 2021, omdat deze als kennelijk ongegrond werd beschouwd. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 10 februari 2021 in Breda, maar verzoeker en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. Verweerder was wel vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. M. Drenth. Tijdens de zitting werd ook de behandeling van een andere zaak, NL21.1336, besproken. De voorzieningenrechter heeft in deze uitspraak geoordeeld dat, gezien de uitspraak in de andere zaak, een voorlopige voorziening niet meer nodig is. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. W.M.P. van Alphen, in aanwezigheid van griffier mr. S. Zohrabian, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.