Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 29 november 2019, met producties 1 t/m 33;
- de conclusie van antwoord in conventie tevens houdende een eis in reconventie, met producties A t/m H;
- de conclusie van antwoord in reconventie;
- het tussenvonnis van 14 oktober 2020, waarin partijen, in verband met de maatregelen van de rechtspraak in verband met COVID-19, in staat zijn gesteld zich uit te laten over de wijze waarop zij de procedure willen voortzetten;
- de B16-formulieren van partijen van 27 oktober 2020, waarbij partijen eenstemmig hebben gekozen voor een vonnis na schriftelijke toelichting en afstand hebben gedaan van hun recht op een mondelinge behandeling van de zaak;
- de rolbeslissing van 28 oktober 2020, waarin is beslist dat de procedure schriftelijk zal worden afgedaan;
- de schriftelijke toelichting van Nh1816 van 13 januari 2021 met producties 34 t/m 37;
- de schriftelijke toelichting van NN van 13 januari 2021.
2.De feiten
Wie is naar uw mening aansprakelijk? Waarom meent u dat?” beantwoord met: “
Tegenpartij. Ik stond op tijd stil bij file maar doordat tegenpartij te laat remde werd ik op voorligger geduwd.”.
botste op achterzijde, in dezelfde richting en op dezelfde rijstrook rijdend”.
Met welke snelheid werd gereden?” heeft [de bestuurder 3] zowel voor zichzelf als voor [de bestuurder 2] geantwoord “
+- 50 km per uur”. Op de vraag “
Wie is naar uw mening aansprakelijk? Waarom meent u dat?” heeft [de bestuurder 3] geantwoord “
iedere partij”.
Met welke snelheid werd gereden?” voor zichzelf beantwoord met “
0 km per uur” en voor [de bestuurder 3] met “
40-60 km per uur”. Op de vraag “
Wie is naar uw mening aansprakelijk? Waarom meent u dat?” heeft [de bestuurder 2] geantwoord “
Tegenpartij. Ik stond op tijd stil bij file maar doordat tegenpartij te laat remde werd ik op voorligger geduwd.”.
4. Kunt u uit eigen waarneming verklaren of de Alfa Romeo [de auto van [de bestuurder 2] , rb] tijdig achter uw auto tot stilstand was gekomen? Als de Alfa Romeo niet tijdig achter uw auto tot stilstand kwam, was het voor de bestuurder daarvan dan normaal gesproken – dat wil zeggen: als die niet zelf van achter was aangereden – wel mogelijk geweest om tijdig achter uw auto tot stilstand te komen?
1. Voordat mijn achterligger mij aanreed stond ik al stil. Dat heeft [de bestuurder 1] ook mondeling bevestigd na de aanrijding en dat is ook zo ingevuld op het schadeformulier. Ik vind het erg vreemd dat zij hier nu ineens op terug komt, het schadeformulier is door ons gezamenlijk ingevuld en zij heeft het rustig nagelezen en ondertekend. We hebben beiden ingevuld dat we stil stonden.
Aangezien ik de achterste ben geweest heb ik hier niet echt veel op in te brengen. Uiteraard bestaat de mogelijkheid er dat ik de voorligger doorgedrukt heb, dit betekent echter wel dat mijn voorligger ook niet genoeg afstand gehouden heeft.”
Wij kunnen voor deze schade aansprakelijkheid erkennen (ook voor de doordrukschade) en kunt u de vorderbare schade op de gebruikelijke wijze bij ons indienen.”
Zij heeft twee klappen gevoeld. Dat duidt er op dat zij van achter is aangereden en dat het achterop gereden voertuig vervolgens nog eens is doorgedrukt door de daarop achterop komende partij.”
Bijgaand een brief van Relet. Hieruit blijkt dat [ [de bestuurder 1] , rb] 2 klappen heeft gevoeld. Dit is voor ons nieuwe informatie. Hieruit blijkt dat uw client eerst zelfstandig bij zijn voorganger achterop is gereden en later nogmaals door de doordruk van onze verzekerde. Wij hebben Relet meegedeeld de letselschade opnieuw bij u in te dienen, aangezien er sprake is van letselschade door de achterop aanrijding en mogelijk is verergerd door de doordrukschade. Tevens bent u de eerst aangesproken partij in deze schade.”
Erkenning van aansprakelijkheid door [NN, rb]
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
in conventie
“het al dan niet doordrukken”en heeft zij in die brief zelf geen standpunt ingenomen over de toedracht van het ongeval, maar dat laat onverlet dat Nh1816 naar het oordeel van de rechtbank op dat moment alle informatie waarover zij beschikte, met NN had moeten delen. De toelichting van Nh1816 dat zij de verklaring van [de bestuurder 1] niet aan NN heeft gezonden omdat zij het gewijzigde standpunt van [de bestuurder 1] (die op het schadeaangifteformulier nog had verklaard dat [de bestuurder 2] stil stond toen hij tegen haar auto werd doorgedrukt) niet overtuigend vond, vindt de rechtbank niet acceptabel. Ook als Nh1816 daadwerkelijk twijfelde aan de geloofwaardigheid van de verklaring van [de bestuurder 1] van 14 januari 2014, had zij die én de daaropvolgende verklaring van [de bestuurder 2] met NN moeten delen om NN in staat te stellen zich een eigen oordeel te vellen over (de geloofwaardigheid van) die verklaring, over de toedracht van het ongeval en over de aansprakelijkheid van haar verzekerde.